Mijn website

Home Verhalen Foto's Filmpjes Wereldreis Tips Paklijst Links



Anchorage, Alaska.
3 Jaar geleden zijn we hier ook al geweest. Het is ons toen zo goed bevallen dat we er nog een keer willen fietsen. Nu pakken we het alleen iets groter aan. Anchorage is het beginpunt van een tocht naar Calgary, Canada. 3400 km door verlaten gebieden, langs gletschers en dwars door de Rocky Mountains.
Omdat we in augustus in Anchorage aan komen lijkt het ons verstandig om een hotel te reserveren. We komen na middernacht aan en dan is het geen pretje als je de stad door moet fietsen op zoek naar een slaapplekje. Op internet speuren we naar een zo goedkoop mogelijk hotel. Dat valt niet mee in Anchorage. Goedkoper dan $ 85 vinden we ze niet. We hakken de knoop door en reserveren een hotel dicht bij het centrum. 3 Weken later fietsen we in een regenachtig, donker en verlaten Anchorage op zoek naar ons hotel. We weten nog een beetje de weg van de vorige keer. Het hotel is dan ook zo gevonden. Tot onze verbazing blijkt het hetzelfde hotel te zijn als waar we de vorige keer hebben geslapen. De eigenaren zijn Koreanen, we moeten eerst even over Guus Hiddink praten voor we naar bed mogen.

Na twee dagen rondzwalken door Anchorage (we doen het dit jaar rustig aan) gaan we eindelijk fietsen. In de regen vertrekken we. We vinden dit keer snel het fietspad wat langs de snelweg loopt. Alleen als dat ophoudt wordt het weer lastig. We komen weer op een T-splitsing uit waar we de vorige keer ook stonden. Was het nou links of rechts af? Omdat het slecht weer is is er niemand waar we het aan kunnen vragen. Na een tijdje komt er een auto. We moeten linksaf en bij het volgende stopbord naar rechts. Gelukkig is de rest van de route naar Calgary bijna alleen maar rechtdoor anders zou het nog lastig worden om er op tijd te komen.

Laat in de middag komen we bij onze camping. Deze is wegens bezuinigingen gesloten. Maar wij laten ons niet weg bezuinigen en lopen met de fiets langs de slagboom. Zo kunnen wij ook wat bezuinigen op ons budget. We zetten de tent op en lopen een rondje over de verlaten camping. Op ongeveer honderd meter afstand van de tent zien we een hoop drolletjes. Ons hart gaat sneller slaan. We denken gelijk aan wilde beren die ons gaan opeten. Maar die drolletjes kunnen net zo goed van een lief hertje zijn. En die eten alleen groenvoer. We nemen ons voor om in het volgende dorp informatie te vragen over uitwerpselen van dieren.
Ik slaap wat moeilijk die nacht. Bij ieder geluidje denk ik dat Yogi voor de tent staat klaar om ons op te smikkelen.


Ontmoeting


In Glenallen ontmoeten we op de camping een Duits stel. Ze zijn ook aan het fietsen, al 3 jaar. Ze zijn begonnen in het puntje van Zuid-Amerika en zo omhoog gefietst tot aan Alaska. De volgende dag gaan ze rechtsaf naar Valdez. Wij houden een rustdag in Glenallen en gaan de dag daarna linksaf richting Tok.
In Glenallen kan je niets anders doen dan rusten. Er is gewoon helemaal niets. Op het eind van het dorp is een klein winkeltje waar we wat eten kopen voor de komende dagen. Nog verder is een Tourist Center. Daar gaan we heen om te kijken van welk dier de keuteltjes waren die we een paar dagen geleden gezien hebben. Het Tourist Center is vrij klein, met weinig informatie. Er hangt wel een poster met plaatjes van drollen. En de drolletjes die wij gezien hebben zijn van…de moose (eland). Niks geen beren dus. Wel een opluchting.
Tussen Glenallen en Tok zit 220 km met bijna geen bewoning. Veel bossen, meertjes en geweldige uitzichten over de Chugach Mountains. Daar doen we het voor. Na 120 km fiets over de toch wel heuvelachtige weg komen we bij de camping. Hoewel, er staat een bordje dat er een camping moet zijn. Maar het enige wat wij zien is een klein winkeltje met wat schuurtjes en een stukje gras langs de kant van de weg. In het winkeltje blijkt dat dit toch de camping is. Voor het gemak van de kampeerders hebben ze alvast een grote witte tent (model partytent) op een stukje gras gezet. Daar kunnen we in slapen. De tent is zo groot dat de hele fiets er in past. Als we gaan slapen krijgen we ruzie met wat eekhoorntjes. Die vinden onze spulletjes reuze interessant. Na wat gooien met deze spulletjes druipen ze af, waarschijnlijk op zoek naar gezond eten voor de winter. Die zit er al aan te komen. ’s Ochtends is het 4 graden. Ontzettend koud.

Alaska Highway


We zijn bij ons begin van de Alaska Highway, Tok. Officieel loopt de Alaska Highway van Dawson Creek tot Delta Junction. Wij snijden een stukje af en fietsen naar het begin toe. Lijkt ons net zo leuk. Tok is ook al geen wereldstad. Het is wel het eerste plaatsje als je vanuit Canada Alaska binnenkomt. Er zijn benzinepompen in overvloed. Daar hebben wij niet zoveel aan. We hebben ruim 2 liter benzine bij ons. Dat moet voldoende zijn voor de gehele vakantie. De jeugd van Tok heeft ook niet zo veel te doen. Als we bij het kruispunt gaan kijken zien we steeds dezelfde auto’s voorbij komen. En er is één jongen op een crossbrommer die het dorpje onveilig maakt. Hij scheurt als een gek over alle straten en parkeerterreinen.
Bij het Visitor Center zoeken we naar informatie over het komende stuk dat we gaan fietsen. Er zijn mooie brochures met alle campings in Yukon. Ideaal voor de planning van de tocht.

We staan op de Golden Bear camping. Het is erg rustig. Dat hadden we niet gedacht. Het wordt ’s avonds wel een beetje fris. We sprokkelen hout van de firepits van de camping zodat we een vuurtje kunnen stoken. Is ook gelijk goed tegen de weinige muggen die er nog zijn.
Daar gaan we dan, de Alaska Highway op. Het eerste stuk gaat erg goed. Grote vluchtstrook en wat erg prettig is, de weg is vlak. Dat duurt helaas niet al te lang. Na een brug over een rivier verandert de weg zijn baan. We gaan de heuvels volgen die langs een moerasachtige vlakte lopen. Dat betekent dus als een jojo op en neer. We verbeteren alle records schakelen. Ik ben blij dat we maar 21 versnellingen hebben en niet 27 zoals moderne fietsen. Dan had ik eelt op mijn vingers gekregen. Maar het fietst niet lekker. Met veel moeite klimmen we een heuveltje op, sjezen naar beneden en zien dan alweer het volgende klimmetje aankomen. Ik had de Alaska Highway heel anders voorgesteld. Een grote, vlakke weg dwars door ongerept gebied en met een geweldig uitzicht op allemaal besneeuwde bergketens. Nu zijn we aan het afzien op allemaal stomme heuveltjes terwijl de omgeving zeer de moeite waard is. Ik raak dan ook een beetje in een depressie en heb wat peptalk nodig van Marijcke. Nou ja peptalk. Ik krijg te horen dat ik degene ben die zo van klimmen hou en dat ik moet stoppen met zeuren over die paar heuveltjes. Ze heeft natuurlijk wel gelijk maar ik moet nog even mijn idee van de vakantie omzetten naar de werkelijkheid.

Steeds als we boven op een heuvel staan hebben we een geweldig uitzicht over de Wrangell Mountains. Bij Glenallen keken we er al tegen aan en de afgelopen dagen zijn we er omheen gefietst. Schitterend.
We komen weer tot rust op de Dead Man Lake campground. Ontzettend mooie naam voor een camping. Daar moeten we gewoon staan. De camping is zelfs druk. Waar al die mensen opeens vandaan komen. De gehele dag zien we alleen maar campers die terug naar de USA rijden en nu staan we op een vrij afgelegen camping en staat en nog 10 mensen. Er is zelfs een avondprogramma. De camping staat in het Tetlin National Wild Refuge, dat beheerd wordt door de oorspronkelijke bewoners, de Athabaska indianen. Om wat informatie daarover te geven komt een mevrouw ’s avonds uitleg geven over hun leefwijze. Ze begint met te vertellen hoe ze nog steeds op traditionele wijze mocassins maakt. Voor de hobbyisten misschien leuk. Later vertelt ze hoe ze nog in het ‘wild’ is opgegroeid maar later uit het park naar de iets bewoondere wereld is verhuisd. Er klink heimwee in haar stem. Overdag werkt ze bij een Visitor Center 40 kilometer verderop. De volgende dag fietsen we er langs en stoppen even om rond te kijken.

Canada


Na 693 km fietsen zijn we in Canada aangekomen. Bij de grenspaal gaan we eten. Tijdens onze maaltijd komt er een busje met mensen. Iedereen moet er snel uit om op de foto te gaan voor de grenspaal. De chauffeur Henry maakt met iedereen zijn toestel een foto. Er wordt een keer of 6 “cheese” geroepen. Er zit ook een Nederlandse vrouw bij het stel. Ze komt met het busje uit Whitehorse. Daar is nu een kano toernooi en er is geen kamer meer te vinden zodat ze maar naar Alaska gaat om daar een slaapplekje te vinden. We wensen iedereen een prettige reis toe en daar gaat het busje weer.
Het eerste dorp in Canada is Beaver Creek. We fietsen niet zo hard anders waren we er zo voorbij gefietst. Een paar benzinepompen, wat restaurants, een theater en wat huizen. Meer is er niet. Ook geen winkeltje. Dat wordt lastig. Het was de bedoeling om hier een rustdag te gaan houden, maar we hebben geen eten meer bij ons. Er zit niets anders op om bij de restaurants te gaan eten.
De volgende ochtend gaan we ontbijten bij Buckshot Betty. Wij dachten dat de mensen in Alaska stug waren, maar Betty lijkt wel van 100 jaar oud leer. Ieder woord wat uit haar mond komt lijkt haar 10 jaar van haar leven te kosten. Het ontbijt is wel geweldig. Een cheese omelet met gebakken aardappeltje en een paar stukken zelfgemaakt brood. Daar komen we de dag wel mee door. Naast Buckshot Betty zijn mensen aan het werk om wat vakantiehuisjes te bouwen. Op een van de trucks staat een reclame van een lodge langs de Alaska Highway De lodge zit in Pine Valley dat 88 km verderop ligt. Op onze kaart hadden we nog geen camping gezien dus het komt goed uit dat er een lodge zit. Kunnen we ook weer eens luxe doen.


Op de rustdag maken we een wandelingetje naar de Beaver Creek Bridge. We lopen nog een stukje langs het riviertje. Daar zitten we even met de verrekijker in de aanslag in de hoop wat wildlife te spotten. Tot nu toe hebben we alleen wat eekhoorntjes gezien. Maar helaas. Waarschijnlijk ruikt alles en iedereen ons al op een kilometer afstand. Op de terugweg naar het dorp zien we aan de andere kant van de weg een paar verlaten huisjes. Die moeten we even van dichtbij bekijken. Alles is in verre staat van verval. Voor de huisjes staat een oude pick-up truck. Terwijl ik een beetje rondloop gaat Marijcke verder het bos in achter de huisjes. Als ze niet meer terug komt ga ik ook die kant op. Wat we daar zien kan zo in een horrorfilm. Een paar auto’s die geheel zijn overgroeit door het bos. Tientallen jaren geleden hier achtergelaten en nooit meer naar gekeken. Heel vreemd gevoel om hier rond te lopen.
De volgende dag is het eindelijk zo ver. We zien ons eerste wildlife, een moose. Het is dat hij aan het lopen was anders hadden we hem nog niet gezien. Maar hij blijft even voor ons staan zodat we hem rustig kunnen filmen. Als ik nog een foto wil maken gaat hij er vandoor.
De gehele dag hangen er zeer donker wolken boven de bergen maar tot nu toe houden we het redelijk droog. In Koidern gaan we bij een benzinepomp wat snacken. Een vrachtwagenchauffeur aan wie we onze route vertellen waarschuwt ons dat we waarschijnlijk sneeuw gaan krijgen. We moeten over de Summit pas en tegen de tijd dat we daar zijn ligt daar volgens hem al sneeuw. Als we vertellen dat we ook nog over de Icefield Parkway naar Banff gaan fietsen begint hij helemaal bedenkelijk te kijken. Dat wordt nog leuk. Daar hadden we geen rekening mee gehouden. Hopelijk valt het wel mee.
Laat in de middag komen we aan in Pine Valley. Op de lodge na is er niets. De ‘receptionist’ Tony bedient ook nog eens de benzinepomp en is ook nog de kok. ’s Avonds stopt er een bekende auto voor de deur. Het is de truck uit Beaver Creek waar de reclame van deze lodge op staat. De vrouw die er uit stapt, blijkt de eigenaar te zijn van de lodge. Tony werkt hier alleen maar tijdelijk om haar even te helpen. Tony zelf heeft een beveiligingsbedrijf in Whitehorse, 360 km verderop.
De volgende ochtend plenst het dat het giet. De hele dag door. Juist op deze dag moeten we een stuk door weg werkzaamheden. Dat is dus kilometers door modder en keien rijden. Erg moe komen we aan in Destruction Bay, waar we maar weer in een motel gaan. Het is niet goed voor ons budget maar wel voor de rust.

Ontmoeting II


In Haines Junction houden we alweer een rustdag. Na alle drukte van de vorige vakantie in Bolivia wilden we het dit jaar heel anders. Een langere tijd weg in een land waar we gewoon kunnen eten en iedereen verstaan en niet al gekke afstanden fietsen over asfalt. Tot nu toe lukt dat aardig. We weten nog niet wat ons te wachten staat.
In Haines Junction kunnen we onze etensvoorraad op peil brengen. De laatste week is dat niet goed mogelijk geweest. Het is ook stralend weer en we gaan een rondje lopen achter de camping. We zitten op de grens van het Kluane National Park. Tijdens de wandeling hebben we een goed uitzicht op de Saint Elias Mountains die in het park staan. We zien geen groot wild, alleen een roofvogel in een boom. Na de wandeling hebben we ook in Haines Junction het Visitor Center bezocht. Het zijn mooi ingerichte gebouwen met veel informatie over de natuur in de omgeving. En wat goed voor ons is dat ze ook meestal informatie over de weg en accommodatie hebben waar we rekening mee kunnen houden. Als we terug lopen naar de camping komen er twee fietsers aan. Het is het Duitse stel dat we in Glenallen hebben ontmoet. Zij hebben 1100 km doorgereden zonder rustdagen. Ook bij hun begon het eten op te raken. Wat wel leuk is dat we op dezelfde plaatsen hebben overnacht. Zij hebben ook in de partytent geslapen, en in Beaver Creek. Bij Destruction Bay hebben zij wel gekampeerd. En zij hadden beter weer gehad dan wij. Ze komen naast ons staan op de camping, doen snel een was en hangen alles aan een lijntje. Als we de volgende ochtend wakker worden is alles bevroren. Het wordt ’s nachts steeds kouder.

Hondenkennel


Volgens de kaart is het 160 km naar Whitehorse, de eerst volgende plaats. Dat vinden we teveel om op een dag te fietsen. Alleen is er geen camping op het stuk er tussen. Dat wordt dus wild kamperen. Niet mijn grootste hobby. Zeker niet met al die beren om je heen. Maar we hebben weinig keus. We besluiten om zo lang mogelijk door te fietsen zodat we de volgende dag een halve rustdag hebben. Rond 17.00 uur hebben we 100 km gereden. We gaan uitkijken naar een geschikt plekje om te tent neer te zetten. Helaas voor ons zitten we net in een vallei met weide gronden. Langs de kant van de weg staat een hek en ver daarachter zien we koeien. Opeens zien we aan de andere kant van de weg een bord staan en daar staat op dat er een hondenkennel met camping komt. Wij moeten dus een stukje terug. Over een modderweggetje fietsen we richting het kennel. Er staan wel cabins maar het ziet er niet uit als een camping. Als we er bijna zijn slaan alle honden aan. Het blijken er 122 te zijn. En als die allemaal gaan blaffen is dat een hoop lawaai. Er komt een jongen naar ons toe. Het blijkt inderdaad niet echt een camping te zijn maar we mogen onze tent wel op een grasveldje zetten. Later komt de vrouw van wie de honden zijn. In de winter is het mogelijk om een cabin te huren en dan een trektocht te maken met de honden. In de zomer moeten ze het van toeristen hebben die langs komen om te kijken hoe het toegaat op een kennel. Als de honden eten krijgen breekt er een spektakel los. De honden gaan door het dolle. Rennen als gekke rondjes en springen in de lucht tot ze aan de beurt zijn. Dan eten ze hun bakje leeg en komen tot rust. Daarna volgt er nog een jankconcert en gaan ze slapen. Net als wij.

Noorderlicht


Via Whitehorse en Squanga Lake komen we aan in Teslin. De camping ligt aan een meer waar de wind hard overheen waait. Het voelt dan ook erg koud terwijl het toch nog 14 graden is. In het dorp kopen we een soort thermohemd met lange mouwen. De rest van de dag brengen we door in het hok waar de wasmachines en drogers staan. Daar is het nog een beetje warm. Als ik ’s nachts helaas de tent uit moet om te plassen zie ik allemaal rare bewegende vlekken in de hemel. Het zijn geen wolken want ik kan de sterren zien. Na een tijdje staren begrijp ik dat dit het noorderlicht moet zijn. Na het toiletbezoek maak ik Marijcke wakker om mee te genieten. Het is jammer dat het zo ontzettend koud is, de tent is bevroren, anders hadden we de hele nacht blijven kijken. Zo’n mooi gezicht.

Op het stuk naar Watson Lake zien we onze eerste beer. Als we na de lunch aan de kant van de weg weer gaan fietsen rent er ongeveer 200 meter voor ons een zwarte beer over de weg. We schrikken wel even. We stoppen om te overleggen wat we moeten doen. We hebben gelezen dat je luid moet gaan praten zodat ze kunnen horen dat je eraan komt. Dat doen we dan ook. Aan de andere kant van de weg rijden we langs de plek waar de beer overstak ondertussen de grootste onzin uitkramend. Maar de beer zien we niet meer. 20 Kilometer verderop is de camping. Er staat helemaal niemand. Ik slaap dan ook niet zo heel rustig. Ik krijg de hele tijd visioenen van een beer die door de tent komt wandelen.
Bij Watson Lake bezoeken we het Sign Post Forrest. Hier heeft iemand tijdens de aanleg van de Alaska Highway in 1942 een plaatsbordje opgehangen. Sindsdien hebben duizenden mensen dat ook gedaan zodat er nu een ‘woud’ van bordjes hangt waar een hoop toeristen even stoppen.

Als we uit Watson Lake vertrekken regent het. Dat is erg lastig als je een piepklein tentje hebt. Normaal pakken we onze spullen gewoon buiten in maar in de regen gaat dat niet en de tent is te klein om dat binnen te doen. Even nadenken over een praktische oplossing. We slepen al onze troep naar het hok met de wasmachines om daar in te pakken. Kunnen we gelijk nog droog ontbijten, niet dat ik veel trek heb met dit weer. De hele ochtend blijft het regenen en is het ontzettend mistig. De rand van het bos kunnen we nog net zien. Als we om 15.00 uur bij de camping van Contact Creek komen is het al aan het opklaren zodat we de tent eerst kunnen drogen voordat we hem opzetten. Camping is trouwens een groot woord. Net als Contact. De camping is een grasveldje naast de benzinepomp/barretje, de wc (outhouse) staat op instorten en contact met de mensen van de benzinepomp krijgen we nauwelijks. Omdat het ’s avonds al vroeg donker wordt en we geen vuur kunnen maken en het dus erg koud is gaan we naar de bar. Gelukkig staat de tv aan. We kijken met zijn allen naar de onthulling van een geheime ruimte in een piramide. Daar doen ze twee uur over. Steeds onderbroken door dezelfde reclame. Als men eenmaal in de geheime ruimte is blijkt er niets te zijn alleen nog een deur naar een andere geheime ruimte. De archeologen vinden het geweldig, voor ons is het een grote tegenvaller. We hebben wel de hele avond warm gezeten.

De volgende ochtend is het slechts 1 graad boven nul. De route gaat weer de hele tijd op en neer. Het is wel mooi. Geweldige herfstkleuren bedekken de heuvels. We rijden al een tijd langs de Liard River. Bij een uitzicht punt stoppen we om hem goed te bekijken. Na een tijdje stopt er ook nog een oude Volvo. Daar komt een man uit met zijn twee zonen. We raken aan de praat. Zij zijn ook op vakantie. In Alaska zijn ze naar de poolcirkel gereden om daar een paar dagen rond te trekken. Ze hebben zo’n beetje alle wilde dieren gezien die er leven. Na een tijdje nodigt de vader ons uit voor een ‘reever’. Wij weten alleen niet wat dat is. Als we het vragen blijkt het gewoon een jointje te zijn. Beleeft slaan we die af, we moeten nog een stuk fietsen. Even later worden we door een luid toeterende Volvo ingehaald.
Later die dag komt er een auto naast ons rijden. De bestuurder wil weten waar we vandaan komen, waar we naar toe gaan enz. Het lijkt wel of de auto om hem heen is gebouwd. Hij past er net in. Alles is volgestouwd met troep. Hij is aan het verhuizen van Anchorage naar Vancouver. Hij vraagt of we willen weten waar we zijn. Beetje rare vraag maar dan gaat hij op zijn GPS klikken. Hij bedoeld dus waar we precies zijn in graden. Erg nuttig om te weten. Hij kan ons ook nog vertellen hoe hoog we zitten en hoe hard we gaan. Hij heeft alleen geen routeplanner van Canada anders had hij ook nog de weg geweten. Die weten wij ook wel zonder GPS, gewoon rechtdoor blijven rijden.

Liard Hot Springs


Marijcke kijkt hier al dagen naar uit. De Hot Springs. We hebben vandaag niet zoveel gereden, slechts 57 km, zodat we vroeg in de middag aankomen. We zijn onderweg nog een kudde buffels tegengekomen. Kunnen ook op het lijstje van gespot wildlife. Nadat we alle spullen in het hotel hebben gebracht gaan we naar de warm water bronnen. Het is ongeveer een kwartiertje lopen. Eerst over en parkeerterrein en dan over een vlonder door het bos. Heel spannend. Bij de Hot Springs aangekomen blijkt het gewoon een meertje te zijn met een kleedhok. Bij vijf graden trekken we onze kleren uit en gaan in het water. Het is heerlijk warm. Hier willen we niet meer weg. Als je een stukje naar de bron toe loopt voel je het water warmer worden tot je het niet meer vol houdt en je een stukje terug moet. Dit doet een mens erg goed. We houden het de rest van de dag lekker warm. Marijcke gaat zelfs de volgende dag om zeven uur uit bed om er nog een keer in te kunnen. Je kunt het overdrijven natuurlijk.

De volgende dagen zijn koud, mistig en regenachtig. Heel erg jammer, want we zitten volgens de reisgidsen in een ontzettend mooi gebied. Daar zien we weinig van. Bij Muncho Lake zien we net aan het meer zelf. De bergen eromheen zien we af en toe een klein stukje. We zien wel dat er verse sneeuw op de bergen is gevallen. Niet zo gunstig want over twee dagen moeten we over de Summit Pas, het hoogste punt van de Alaska Highway (1295 m). De route is weer pittig. We stijgen en dalen de gehele dag door. Met een regenpak aan is dat geen lolletje. Alles plakt van het zweet. De klim naar het Summit Lake gaat geleidelijk omhoog. Maar goed ook. Het is 4 graden en erg mistig. Na 45 km staan we boven. De beloning is geen uitzicht maar mist en een paar kariboe’s en twee elanden. Het laatste stuk van de weg was wel erg spectaculair. Het was geheel uit de weg gehakt. Er ligt een beetje sneeuw en er vallen ook nog wat natte vlokken. Waar we niet tegenop zagen maar wat zeker tegen valt is de afdaling. Na 25 km staan we compleet bevroren bij een lodge. Bij een gaskacheltje duurt het een paar uur voordat we weer een beetje warm zijn. Het is wel een leuke lodge. Een grote blokhut zonder stroom. Er hangen een paar gaslampjes die een beetje licht geven. Heel knus.

De meest leuke dingen gebeuren onverwacht. Ook de meest vervelende dingen gebeuren onverwacht. En dan zijn ze heel vervelend. We dachten alle bergen gehad te hebben maar er blijkt er nog een te zijn: Steamboat. De berg kan nu zijn naam beter veranderen in Steambike. In de dichte mist moeten we zo’n 400 m klimmen met stijgingspercentages van 10 %. Op de tandem is dat zwaar. Als je dan ook nog eens niets ziet is het gewoon niet leuk meer. Aan de andere kant van de berg is het aan het opklaren. Na de lunch lijkt het net of het nooit mistig is geweest. Een heerlijk zonnetje vergezelt ons de rest van de dag naar Fort Nelson.

Muffin Jim


We beginnen ondertussen een beetje te wennen aan de luxe van hotels. In Fort Nelson kiezen we voor de Ramada Inn. Een goede keuze blijkt. Er zit namelijk ontbijt bij inbegrepen. En dat ontbijt bestaat voornamelijk uit zelfgebakken muffins. Jim de eigenaar van het hotel maakt ze. Jim ziet er uit als een dakloze. Versleten T-shirt, haar in een dun staartje en nog wat slechte tanden in zijn mond. Maar zijn muffins zijn geweldig lekker. Jim zelf is een beetje een kletskous. Als we hem tegenkomen zijn we zo een half uur aan het kletsen.
We zijn weer in een grote stad dus tijd om een paar kaartjes te sturen. In het postkantoor waar we postzegels gaan kopen vraagt de vrouw achter de balie of we het gehaald hebben. Wat gehaald hebben? Het blijkt dat ze ons de Steamboat op heeft zien worstelen. Waarschijnlijk heeft dat een grote indruk op haar gemaakt en dat ze ons herkent is ook een wonder. Een beetje in de war schrijven we de kaarten.

Bij ons vertrek krijgen we nog een zak met lekkere muffins mee voor onderweg. Dit wordt een goede dag. Het volgende stuk van de route gaat bijna 400 km door een verlaten gebied. De plaatsjes die op de kaart staan zijn in werkelijkheid slechts Roadhouses, meestal wel met een kampeerplekje of een lodge. De komende dagen maken we de gekste dingen mee.
We fietsen door een gebied waar veel olie in de grond zit. De enige manier om bij die olie velden te komen is per helikopter. Juist bij de volgende camping is een helikopter veldje. En de volgende ochtend stijgen ze al om 6.00 uur op. Uitslapen kunnen we wel vergeten.

De omgeving waar we doorheen fietsen is niet het meest interessant. Veel bossen, nog meer heuvels waar we op en af moeten en het is koud en nat. Op de camping van Bucking Horse River is het ook al niet mogelijk om een vuurtje te maken. Er zijn geen firepits en geen hout. Als het er wel was geweest zou het waarschijnlijk te nat zijn geweest. Naast de camping staan barakken waar mensen tijdelijk in wonen die in de olievelden werken. Ze hebben ook een soort huiskamer. Daar gaan we ’s avonds tv kijken. We moeten wel de hele tijd de bekende vragen beantwoorden maar we zitten wel warm. We praten nog even met een man met een hond die hier rondloopt. Hij is ook op vakantie. Hij rijdt nog een stuk richting Alaska en gaat dan weer terug naar het zuiden. Als we de volgende ochtend ons ontbijt willen betalen blijkt dat de man met de hond dat al gedaan heeft. We bedanken hem vriendelijk.

In ons regenpak gaan we fietsen. Het wordt een zware dag. Door de mist zien we niets en volgens de plaatselijke bevolking krijgen we een ontzettend steile beklimming; Sikanni Chief. Steil is het zeker. We maken eerst een afdaling van een paar kilometer en zien dan uit de mist de berg opdoemen waar we tegenop moeten fietsen. De moed zakt me in de schoenen. Terugschakelen tot de kleinste versnelling en dan maar trappen. Het voelt als het eerste paar bochten uit de Alpe d’Huez, alleen dan met bagage. Al snel zijn we doorweekt van het zweet. Stoppen om iets uit te trekken is niet mogelijk. Door de mist zijn we bijna niet te zien. Na 3 kilometer wordt het iets minder steil. We proberen een beetje op adem te komen. Opeens roept Marijcke: “Kijk daar aan de kant”. Een beetje suf kijk ik opzij. Het zal wel weer een hertje zijn ofzo. Maar nee. Ik val bijna van de fiets van schrik. Aan de kant van de weg staan 3 grizzly’s. Om ons goed te zien en te ruiken gaan ze op hun achterpoten staan. De derde is niet zo’n held en gaat er vandoor. De andere twee kijken ons na als we voorbij fietsen. Wat een machtig gezicht. Achteraf gezien ook wel eng. Stel je voor dat ze hadden aangevallen. Dan waren we reddeloos verloren. Waarschijnlijk waren deze beren vegetariërs. In een soort roes fietsen we verder.

Om 13.00 uur gaan we lunchen. We moeten nog 70 km naar het volgende plaatsje. In het eettentje komen ook een stel mannen binnen waar we mee in de Liard Hot Springs hebben gezeten. Dat is 600 km terug. Dan blijkt wel hoe dunbevolkt dit gedeelte van het land is. De rest van de dag is ontzettend zwaar. Het wordt een beetje vervelend maar het blijft op en neer gaan. Als je net een mooie afdaling hebt gehad mag je gelijk alles weer terug schakelen om de volgende beklimming te maken. Met een afdaling ben je misschien 5 minuten bezig maar om er weer op te klimmen al gauw een half uur. Zo lijkt het net of je de gehele dag aan het klimmen bent. Tijdens een snackstopje later op de dag komt er een auto langs. Even later komt hij terug om achter ons te keren en te stoppen. Er komen een man en een vrouw uit de auto. Ze vertellen dat ze ons bij Liard ook al hadden zien fietsen en bedacht dat we toen al behoorlijk zwaar hadden. Nu zien ze ons nog steeds in de mist en regen fietsen en willen ze ons iets geven om het fietsen even te vergeten en wat te ontspannen. De kofferbak gaat open en er komt een fles wijn uit. We krijgen ook nog een paar muffin’s. Die gaan we vanavond zeker lekker opmaken.

Dawson Creek


Ik begin er ondertussen een beetje genoeg van te krijgen. Het slechte weer en de heuvels. Als we eerst in de regen een heuvel op moeten en halverwege de zon gaat schijnen schiet ik in een depressie. Maar dat ons nog niet alles. De weg is ook nog eens ontzettend smal. Het vluchtstrookje dat er is is bewerkt met ribbels om automobilisten wakker te houden. Bovenaan de heuvel staat een rotstorm. Natuurlijk hebben we die tegen. In de volgende afdaling blijken de voorremblokjes te zijn versleten. Die te vervangen is niet mijn grootste hobby. M.a.w. ik heb het idee dat de gehele wereld tegen me is en word ontzettend chagrijnig. Daardoor raakt Marijcke in een depressie en is het feest compleet. De komende dagen zijn dan ook niet de meest gezellige.

Dawson Creek, we hebben het gehaald. We zijn bij het beginpunt, voor ons het eindpunt, van de Alaska Highway. Dat is ook eigenlijk alles wat Dawson Creek is, een punt op de kaart. Er is weinig te doen. ’s Avonds gaan we uit eten bij de Boston Pizza. Ze beginnen het al een beetje te leren. De Boston Pizza lijkt zowaar op een restaurant zoals wij dat kennen. Het eten is ook nog lekker. Zeker het toetje; een chocoladetaart. We hebben genoeg calorieën binnen voor de komende dagen. Omdat het zaterdag is willen we nog even stappen. We vragen aan de ober wat er zoal te doen is op zaterdagavond in Beaver Creek. “Dat heb je net gedaan”, is zijn antwoord. Ok. Dat wordt een gezellige avond op de hotelkamer.

Het is vandaag zondag en we hebben een rustdag in Dawson Creek. Dus wat doe je dan. Eerst de gewone dingen. Wassen, boodschappen doen, verhaaltjes schrijven in het dagboek en naar de kaart kijken voor de komende dagen. Erg interessant. ’s Middags lopen we een stukje door het dorp en gaan we naar de bioscoop.
We zijn blij als we de volgende dag weer mogen fietsen. We steken de grens over naar Alberta. Dat betekent dat de klok een uur vooruit moet. Dan blijft het ’s avonds wel wat langer licht maar moeten we ’s ochtends een uur eerder op wat erg koud is. In Beaverlodge gaan we weer eens kamperen. We staan alleen op de camping. Het is 19.00 uur nieuwe tijd en 7 graden. We houden ons warm bij een kampvuur.

Als we de volgende ochtend wakker worden is het 1 graad onder nul. Volgens de thermometer heeft het vannacht 5 graden gevroren. Daarom kregen we het een beetje koud ’s nachts. De fiets en de tent zit onder een laagje ijs. Gelukkig schijnt de zon een beetje zodat de spullen kunnen ontdooien. Het is vandaag een korte dag. 50 km. Om 13.00 uur zijn we al in Grand Prairie. Voor de verandering is de route vrij vlak en is het mooi weer.
De volgende dag is het weer hetzelfde liedje. Na 5 minuten fietsen begint het te regenen en moeten de regenpakken aan. Bij een stoplicht vraag een automobilist waar we vandaag komen en waar we naar toe gaan. “Wauw” is zijn antwoord en hij wenst ons geluk. Later zou deze auto ons nog van pas komen.

De weg is redelijk saai. Lange rechte stukken met op het eind een flinke klim. Na 97 kilometer is de camping er eindelijk. We krijgen er een beetje genoeg van. De camping is slecht onderhouden. Het outhouse is half ingestort en de picknick tafels zijn voor een groot gedeelte weggerot. Een vuur maken is bijna onmogelijk omdat al het hout nat is. Om 20.00 uur gaat het harder regenen en moeten we de tent in. Geen pretje. Dit is ook de laatste keer deze vakantie dat we in de tent slapen.

Grand Cache


Vlak voor Grand Cache wacht ons nog een kleine ramp. We hebben bijna 90 km gefietst als we bij een brug even stoppen om wat foto’s te maken van de omgeving. Het is hier schitterend. Een mooie rivier met op de achtergrond besneeuwde bergen. Als we een auto nakijken die langs rijdt schrikken we even. Na de brug is een berg en daar moeten we overheen. Wat een tegenvaller. We dachten er bijna te zijn. Nog maar even van het uitzicht genieten in de hoop dat de weg iets minder steil wordt. Maar helaas. Het is een klim van 3 kilometer met stukken van 10 %. We moeten 2 keer stoppen om op adem te komen. Deze klim komt met stip in de top 10 van vervelende bergen, terwijl ik toch klimmen leuk vind. In Grand Cache aangekomen duiken we in het eerste het beste hotel dat we zien. Lekker douchen en uitrusten.

De volgende ochtend gaan we naar het Visitor Center. Het dorpje ligt ontzettend mooi tussen allemaal hoge bergen van het Willmore Wilderness Provincial Park. Het is een groot panorama. In het Visitor Center zien we dat er een hoop wandelingen hier in de omgeving zijn. Voor de meeste moet je eerst een stuk met de auto rijden om bij het beginpunt te komen. En die hebben we niet. We hebben wel de fiets maar geen zin meer om nog een keer die klim te maken. De mevrouw van het Visitor Center verteldt dat er wel een klein wandelingetje is naar een meer net buiten het dorp. Die gaan we dan maar doen. Het is best leuk. Bij het meer aangekomen zien we een beverburcht en overal doorgeknaagde bomen. We genieten een tijd van de omgeving maar de bever zien we niet.

Teruggekomen in het dorp worden we aangesproken door een man in een auto. Of wij de twee fietsers zijn. Ja, dat zijn we. En of we mee willen rijden het natuurpark in. Nou en of. Dat willen we wel. Het blijkt dat zijn vrouw in het Visitor Center werkt en zo van ons hoorde dat we wel een wandeling wilde maken. Even later zijn we op weg naar de Sulphur’s Gate. Hier komen twee rivieren samen die een grote kloof hebben uitgesleten. Erg indrukwekkend. Als we dit gezien hebben gaan we nog even naar de Twin Falls. Om daar te komen moeten we een stuk door het bos lopen. De man laat ons allerlei sporen zien. Bijvoorbeeld van een beer die in een boom is geklommen. Daar staan nog de krassen van de beer zijn nagels in de stam. De Twin Falls zelf stellen niet zo veel voor. We zien nog wel een spoor van waarschijnlijk een cougar (een grote katachtige). Na een paar uur in het park te hebben doorgebracht worden we weer netjes voor het hotel afgezet. We bedanken de man hartelijk voor zijn vriendelijkheid.

Als we de volgende dag uit het hotelraam kijken zien we tot onze schrik dat er sneeuw ligt en dat het ook nog aan het sneeuwen is. Een groot probleem. Het is 140 km naar het volgende dorp, Hinton. Het was de bedoeling om dat in twee dagen te fietsen en halverwege te kamperen. Het fietsen in de sneeuw zien we niet zitten en het kamperen in de sneeuw ook niet. Wat nu. Er zijn twee opties. Hier nog een dag blijven en hopen op beter weer of gaan liften. We besluiten het laatste te gaan doen. We nemen een stevig ontbijt en gaan met onze spullen aan de kant van de weg staan. Het weinige verkeer dat er is rijdt alleen rond in het dorp. Na een half uur beginnen we het toch wel koud te krijgen. Dan stop er een pick-up truck. Een jongen stapt uit en vraagt waar we heen moeten. Gelukkig gaat hij ook die kant op. We laden de fiets achterin en weg zijn we. Het blijkt dat hij de automobilist is die in Grand Prairie naast ons stond voor het stoplicht en vroeg waar we vandaan kwamen. Waar we anders twee dagen over zouden doen rijden we nu in twee uur. We hebben geen spijt dat we zijn gaan liften. Dit stuk weg heeft geen vluchtstrook en zit vol met gaten. In Hinton ligt er geen sneeuw meer, het ligt een stuk lager dan Grand Cache.

Het is nu 12.15 en we zijn al in Hinton. Nog een dag te vroeg ook. Wat zullen we eens gaan doen. Naar het Visitor Center natuurlijk, wat anders. We worden zeer uitgebreid geholpen. Dat moet ook want we willen informatie over de Icefield Parkway waar we bijna aan gaan beginnen. Omdat het al laat in het seizoen is bestaat er de kans dat de accommodaties gesloten zijn. Dat zou niet goed uitkomen. De mevrouw van het Visitor Center doet goed haar best en als we een uur later buiten staan hebben we een lijst met dingen die nog open zijn en de kilometerafstand zodat we goed kunnen plannen. Ze verteld ook nog dat een paar dagen geleden de weg was afgesloten vanwege het slechte weer. Dat belooft niet veel goeds. Maar we moeten eerst nog naar Jasper.

Jasper


Het is 72 km naar Jasper. Ons gemiddelde is 15 km/u terwijl de weg bijna vlak is. Wat is het geval; er staat een ontzettende rotstorm die wij tegen hebben. Af en toe komt er ook een rukwind van de zijkant zodat we bijna van de fiets worden geblazen. Dit is niet goed voor het moraal. In Jasper aangekomen gaan we zoeken naar een goedkope slaapplek. Het vierde hotel kunnen we betalen. Er zit zelfs een ontbijt bij.

In het begin van de vakantie had ik een beetje moeite met het overzicht op de route. Ik was niet bang dat we Calgary niet zouden halen, nee ik was bang dat we er twee weken te vroeg zouden aankomen. Dat is meegevallen. We hebben veel rustdagen genomen. Ook in Jasper kunnen we drie dagen blijven. De eerste rustdag gaan we met een kabelbaantje de berg Whistler op. Normaal gesproken is het mogelijk om op de berg een stukje te lopen. Maar nu staat er weer zo’n harde wind dat we steeds omver worden geblazen. En het is ijzig koud. We gaan snel terug naar het kabelbaantje. Daar aangekomen blijkt dat er te veel wind staat om veilig naar beneden te kunnen. We moeten wachten tot de wind afneemt en de kabels stil gaan hangen. Dat duurt nog 3 uur. We kunnen Jasper vanuit de lucht wel dromen.

In ons reisgidsje staat dat de Maligneroad het mooiste is in de omgeving van Jasper. Dat willen wij zien natuurlijk. De Maligneroad is een doodlopende weg van 45 km. In het begin komen we langs de Maligne Canyon. Die slaan we nog even over. Daar komen we op de terugweg ook weer langs. We moeten eerst klimmen. Dat gaat heel geleidelijk, op een paar steile stukjes na. De omgeving is schitterend. We fietsen door het bos met af en toe mooie uitzichten op de bergen. Dan zien we opeens voor ons een beest op de weg lopen. Het lijkt wel een wolf. Help. Dat kan toch niet, een wolf die op de weg loopt. Hij lijkt er wel heel erg op. Met trillende handen probeer ik het beest te filmen. Tot er een bus aan komt en hij het bos in loopt. Wat doen we nu. Heel voorzichtig fietsen we door. Ik kijk rechts het bos in en Marijcke links. Net als we denken dat hij weg is springt hij vlak voor ons de weg op. Hij kijkt ons even aan en loopt gewoon door. Ik schrik zo erg dat ik in een keer de fiets omdraai. Met hardkloppingen fietsen we een stukje door. Dan blijkt dat de wolf echt geen interesse in ons heeft. Bij de volgende bocht verdwijnt hij weer in het bos om er niet meer uit te komen. Met de schrik nog in de benen komen we aan bij het eerste meer; Medicine Lake. Net een ansichtkaart. Ook het meer bij het eindpunt, Maligne Lake, is geweldig mooi. Het meer op zich is gewoon een plas water natuurlijk maar de bergen en de bossen eromheen zorgen dat het een compleet plaatje wordt. Een mooi plaatje voor in ons fotoboek. We lunchen even en lopen wat langs het meer te genieten van het uitzicht. Twee oude mensen die hier ook zitten te lunchen bevestigen dat we een echte wolf hebben gezien. Waarschijnlijk is hij oud of ziek en uit de roedel gezet.

Op de terugweg breken we ons snelheidsrecord. In een steil stuk afdaling gaat we plat op het stuur en laten ons als een baksteen vallen. Beneden aangekomen zijn we volgens de kilometerteller 79.4 km/u gegaan. Best hard met een tandem.

Bij het eind van de weg bekijken we de Maligne Canyon. Een klein riviertje heeft hier een geweldige diepe Canyon uitgesleten. Indrukwekkend om daar even langs te lopen.

Op de laatste rustdag in Jasper slenteren we langs Patricia en Pyramith Lake. ’s Middags gaan we het dorp in om te wassen, internetten, boodschappen doen en nog wat laatste informatie vragen bij het Visitor Center. Morgen gaat het dan echt gebeuren. De Icefield Parkway fietsen. Marijcke ziet er een beetje tegenop maar ik heb er veel zin in.

Icefield Parkway


Marijcke ziet vooral op tegen het klimmen. Ze denkt dat ze het niet kan. Hoezo gebrek aan zelfvertrouwen. We zijn niet voor niets de Alpe d’Huez op gefietst. Dat is ze alweer vergeten. Ik heb er veel zin in vanwege de bergen. Marijcke maakt altijd een grap dat mijn Playboy kalender volstaat met foto’s van bergen i.p.v. blote vrouwen. De Icefield Parkway fietsen staat dus gelijk aan het bezoeken van een bordeel.

We rijden in 57 km naar de Sunwapta Falls Resort. Onderweg stoppen we bij de Athabasca Falls en het Horseshoe Lake. Het is echt schitterend. Het fietsen gaat goed. Heel geleidelijk omhoog. De temperatuur is net boven het vriespunt. Hoe verder we de bergen inrijden en we hoger komen hoe meer sneeuw er ligt. We fietsen zo de winter in. De weg is nog sneeuwvrij zodat we goed kunnen fietsen. Bij Sunwapta heeft men het erover dat het vannacht -9 graden Celsius gaat worden. Zijn wij even blij dat we in een huisje zitten met open haard.

Vannacht heeft het niet alleen hard gevroren, het heeft ook gesneeuwd. Overal ligt zo’n 5 cm. Ook op de weg. Het is nog steeds hard aan het vriezen dus het ziet er niet naar uit dat het weg gaat smelten. We lopen naar de weg om te kijken of het glad is. Waar de auto’s rijden is het net een ijsbaan maar op het randje van de weg is wat sneeuw opgevroren. Daar kunnen we fietsen. Na het ontbijt gaan we het proberen. Heel voorzichtig. Het fietsen gaat redelijk goed. Hard gaan we natuurlijk niet maar dat is niet zo erg. Dan zien we meer van de omgeving. Na 40 km fietsen komt er een sneeuwschuiver die ons fietspaadje sneeuw vrij maakt. Wat er overblijft is ijs. We kunnen geen trap meer fietsen. Wat nu. Verderop is een parkeerplek. Daar glibberen we heen om te gaan liften. Er komen niet al te veel auto’s langs. Na een tijdje stopt er toch een pick-up. Bij het remmen slipt hij alle kanten op. Het is een klein pick-upje. We kunnen alleen bij de fiets in de bak zitten. Het is beter dan niets. Met veel moeite komt de auto de weg op. Na een kwartiertje staan we boven aan de eerste pas bij de Columbia Icefield. De weg is afgezet. Verderop is een ongeluk gebeurd met een paar bussen. Voor ons is dat gunstig anders waren we hier zo voorbij gereden. Nu kunnen we even om ons heen kijken en van de geweldige bergen genieten. Omdat het erg koud is gaan we naar het restaurant om wat warms te drinken. Daar worden we door allemaal mensen herkend. Iedereen vindt ons moedig dat we hier aan het fietsen zijn. Een Canadees stel dat is in de bak van de auto zag zitten wil ons wel verder rijden. Dan blijft de fiets in de pick-up en dan kunnen wij warm bij hun in de auto.

Zodra de weg weer open is rijden we de resterende 40 km lekker warm naar Rampart Creek waar een jeugdherberg zit. Ik heb ondertussen een redelijke depressie te pakken. Ik had hier erg graag willen fietsen en nu zitten we in een auto. Gezien de omstandigheden is dit de enige verstandige keuze. Leuk is het niet.

In de jeugdherberg slapen we met nog een jongen en een meisje is een huisje. Zij komen uit Tsjechië. Ze reizen lowbudget. Overdag liften ze en ze slapen het liefst op gesloten campings. Ook afgelopen nacht hebben ze nog buiten geslapen. In de keuken koken we wat pasta en de rest van de avond spelen we triviant. Als we naar bed gaan is het al -8. ’s Ochtends is het -11. Best koud om te gaan fietsen. We doen het toch. We nemen afscheid van Martin & Jitka en fietsen richting de Bow Pas, de tweede pas van de Parkway. Het is zo koud dat de kilometerteller het niet meer doet en de versnellingen zijn vastgevroren. Als we willen schakelen moeten we afstappen en met de hand de ketting op een ander tandwiel doen. Na 10 km nemen we een ontbijtje in een restaurant. We zijn ondertussen redelijk koud geworden. Maar het zonnetje begint door te komen. De weg naar de pas is weer erg glibberig maar ik ben nu vastbesloten om door te fietsen. De zon helpt ons door de het ijs op weg een beetje te smelten. Tijdens onze lunch stopt er een auto. Daarin zitten Martin & Jitka. Ze hebben een lift gekregen van een Nederlandse vrouw die in Canada woont. Rond een uur of drie komen we aan bij de Bow Pas.

We hebben het gehaald! We zetten hier de fiets neer om naar het Peyton Lake te lopen. Hier hebben we het mooiste uitzicht van de vakantie. Een smaragd groen meer omgeven door besneeuwde bergen en gletsjers. We kunnen er geen genoeg van krijgen. Helaas moeten we ook nog naar Lake Louise. Een afdaling van 37 km. De weg is redelijk begaanbaar geworden. Het is wel ontzettend koud om af te dalen. Helaas zitten er ook nog een paar klimstukjes in zodat we pas om 18.00 uur in Lake Louise aankomen. Lake Louise stelt niets voor. Een plein met winkeltjes en voor de rest heel dure hotels. Zelfs de jeugdherberg waar wij in gaan betalen we 89 Canadese dollars voor. Daar gaat mijn goede humeur. Hier komen we ook weer de Tsjechen tegen. Zij slapen in een berghok van de gesloten camping. Geheel gratis, maar heel koud.

Banff


We komen op bekent terrein. 6 Jaar geleden zijn we ook al in Banff geweest. We hebben het nu meer naar ons zin. In twee dagen verkennen we de omgeving. We beklimmen de Sulphur Mountain en gaan op zoek naar de Hoodoo’s.  We ontdekken een lekker vegetarisch restaurantje. Daar gaan we een paar keer eten. Het begint ondertussen tot ons door te dringen dat de vakantie er bijna op zit. Zelfs aan twee maanden fietsen komt een eind. Het is wel goed bevallen. Als je normaal gesproken op de helft van de vakantie bent heb je nog maar twee weken. Nu hadden we nog een hele maand. Dat geeft een goed gevoel.

Marijcke duikt nog even in de Banff Hot Springs. Ik heb daar niet zo’n behoefte aan en ga even internetten. We hebben een berichtje van mijn broer. Ze hebben een zoontje gekregen, Merijn. Hij is geboren op 12 oktober. Dat is de dag dat wij stonden te genieten bij Peyton Lake.

Nog één dag fietsen en dan zijn we in Calgary, het eindpunt van deze vakantie. De 140 km fietsen we in 7 uur. Eindelijk hebben we windje mee. We kijken steeds achterom naar de mooie bergen die we gaan verlaten. Het zit er nu echt op. Naar huis gaan heeft ook zijn voordelen. Ik ben ondertussen erg nieuwsgierig naar de foto’s die we onderweg gemaakt hebben. We hebben voor het eerst gefilmd. Daar mag ik ook een mooi geheel van maken. Natuurlijk kunnen we ons neefje in het echt zien, en de katten en de rest van de familie. Maar eerst even rond slenteren in Calgary.







Filmpje over Canada


Gletscher gezien vanaf de Glenn Highway (Alaska).


Weg richting Tok (Alaska).


Huisje onderweg bij Tetlin Junction (Alaska).


Alaska Highway (Alaska).


Lunchstop langs de Alaska Highway (Alaska).


Slingers in de Alaska Highway (Alaska).


Teslin Lake, Yukon (Canada).


Fietsen langs het Teslin Lake, Yukon (Canada).


Rendieren bij Summit Lake (Canada).


Wij bij Summit Lake (Canada).


Brug bij Grand Cache (Canada).


Maligne Lake, Alberta (Canada).


Uitzicht langs de Icefield Parkway (Canada).


Wij bij Peyto Lake (Canada).



Statistieken Alaska / Canada 2002