Op het eind van vorig jaar hebben we een knoop doorgehakt. Een grote knoop. We hadden
het er al jaren over maar het kwam er nooit van. Dit jaar hadden we financieel gezien een
meevaller dus het geld kon ons ook niet meer tegenhouden. Vanaf nu zouden de vakanties een
stuk gezelliger worden. We zouden elkaar niet meer uit het oog kwijtraken. De kans op lekke
banden werd ook met de helft verkleind. We gingen namenlijk een tandem kopen. Erg
makkelijk ging het overigens niet. Je loopt niet even een fietsenwinkel binnen en zegt: "nou
doe die maar. Die heeft wel een mooie kleur." Ook al wou je hem wel op deze manier kopen
dan moest je flink zoeken naar een fietsenwinkel die ze in de etalage heeft staan. Op mijn
speurtocht naar een tandem heb ik bijna alle fietsenwinkels van Amsterdam gezien. Niemand
had er eentje staan. Ze konden ze wel bestellen maar ik wou ze eerst zien en er aan voelen en
misschien wel een proefritje maken. Toen zag ik in de Op Pad een advertentie van Vittorio uit
Heerhugowaard. Hier in stond dat zij fietsen op maat maakten. En ook tandems. Op een
regenachtige dag ben ik d'r eens heen gefietst. Het is een grote winkel met erg weinig fietsen.
Alles wordt op bestelling gemaakt dus er is geen voorraad waar je uit kan kiezen. Voor de
tandems zijn er een aantal proefmodellen waar je een rondje mee kan rijden om te voelen of
het bevalt.
Een paar weken later zijn we met zijn tweeën teruggekomen om een fiets uit te testen. Een
beetje tempo rijden op het asfalt en door de duinen gereden om te kijken of we ook omhoog
kwamen. Ondanks het racestuur, wat ik niet gewend ben, reed het heel erg soepel. Alleen het
opstappen is even wennen. Dat moet precies gelijk gebeuren. Even tot drie tellen en dan
trappen maar. Ik heb ook nog een stukje achterop gezeten maar dat is niks. Het lijkt steeds of
van de fiets valt. Marijcke had daar minder last van dus de plaatsen waren snel verdeelt. Ik
voorop en Marijcke in de achtervolging. Dan was ik ook altijd als eerste boven en ieder
tussensprintje zou ik winnen.
De gehele middag zijn we bezig geweest met de maat van het frame bepalen en het kiezen van onderdelen. Het maken zou ongeveer 6 a 8 weken duren.
In de tussentijd zijn we op vakantie gegaan naar Spanje (zie vorig hoofdstuk). Gewoon op
onze oude fietsen. We konden haast niet wachten tot onze tandem klaar zou zijn.
Dinsdag 28 april. Daar waren we dan. Op het vliegveld van Phoenix met onze limousine der
fietsen met een flinke slinger in het achterwiel. Waarschijnlijk heeft het wiel klemgezeten
tussen de laadklep. De fiets was te lang zodat de helft uit het vliegtuig stak. Ik denk niet dat het
zo gebeurt is want er gaan container in het vliegtuig die een stuk groter zijn dan ons fietsje.
Maar hoe het wel gebeurt is, is mij een raadsel. En er was nog iets vervelends aan de hand. We
kregen de banden niet opgepompt. De lucht die we er in pompte kwam er net zo snel weer uit.
Ze moesten door het drukverschil in het laadruim geknald zijn. Terwijl we ze toch leeg hadden
laten lopen. Zoiets vergeet je maar een keer.
Dat zou een kleine ramp betekenen want we hadden maar èèn reserve binnenband mee. En in Amerika hebben ze onze maat niet laat staan dat ze weten wat een frans ventiel is.
Bij het zien van deze ellende zakte er iets via mijn maag in mijn schoenen. Wat het was weet ik niet maar ik werd er wel misselijk van. Ik moest even gaan zitten. De hele vakantie zag ik aan mijn neus voorbij gaan. Gedwongen zouden we ruim drie weken in Phoenix moeten doorbrengen terwijl we zulke mooie plannen hadden.
Bij de tiende poging om de banden op te pompen bleef er een beetje lucht inzitten. Alle
spullen op de fiets geladen en zo zijn we vertrokken. Met de slinger in het achterwiel viel wel
te fietsen. Heel voorzichtig reden we Phoenix binnen. Het tweede motel dat we tegen kwamen
zijn we binnen gegaan. Uitgeput van de reis en de spanningen op het vliegveld ploften we op
bed.
Vanwege het tijdsverschil waren we de volgende ochtend ontzettend vroeg wakker. Ik wist niet dat je van vliegen hallucinaties kon krijgen maar gisteravond moeten we die zeker gehad hebben. De slinger zat nog wel in het wiel maar de banden kon ik zonder enkel probleem keihard oppompen. Dat was een hele opluchting.
Nu alleen nog op zoek naar een fietsenwinkel om de slinger er uit te laten halen. Dankzij de
gele gids hadden we snel een adresje dat vrij dichtbij was. Tien minuten de straat uit fietsen en
we waren er. Even het achterwiel eruit en wat aan spaken draaien en vijf minuten later en $10
lichter stonden we weer buiten met een recht wiel. De vakantie kon beginnen.
Het fietsen op de nieuwe fiets ging goed. We hadden natuurlijk een aantal ritjes in Nederland
gemaakt, maar echte bergen waren we daar niet tegen gekomen. Hier wel, en ook een hele
vervelende. De berg was niet vervelend, dat zijn ze bijna nooit, maar de mensen die vonden
dat er een nieuwe laag asfalt op moest. Met een sproeiauto sproeide ze er een laagje teer op de
weg waarna een andere auto er als zwarte piet grind op strooide. Hierna kwamen wij op onze
nieuwe fiets. Het laagje teer plakte als kauwgom aan de banden dat weer alle grindjes van de
weg opplakte. Dit reed voor geen meter. De fiets leek wel aan de weg vastgelijmd.
Het opknappen van de weg was ook nergens voor nodig. het oppervlak was in prima conditie.
Nergens scheuren of kuilen. Waarschijnlijk was er nog wat belasting geld over en heeft een
ambtenaar bedacht om deze weg te laten opknappen. Ons heeft hij er niet een plezier mee
gedaan. Het is erg frustrerend om tijdens een toch al lange dag ook nog eens te worden
tegengewerkt door over ijverige wegwerkers.
Na 160 kilometer trappen naderde het einde van de dag. De ons beloofde camping was er niet.
zodat we of moesten wild kamperen of een motel moesten zoeken. Het dorpje waar we vlak
bij waren bestond uit drie huizen en een stoplicht. Dus daar zouden we geen motel vinden.
Het eerst volgende dorp lag 20 kilometer en een bergpas verder. Dat was dus ook geen optie.
Wat er over bleef was wild kamperen. Maar aan beiden kanten van de weg stond een hek. En
bomen groeiden hier ook niet. Alleen wat lage struikjes. Tussen die struikjes lag het bezaaid
met stenen en stugge pollen gras. Hier de tent opzetten was een onmogelijke opgave. Er zat nu
nog maar èèn ding op. Niet de tent opzetten en gewoon in de openlucht gaan slapen. Het was
de hele dag schitterend mooi weer geweest en nu nog steeds.
De fiets hebben we op slot gezet en in een kuil achter wat bosjes neergelegd. De rest van de
spullen hebben we over het hek heen gesleept en een tiental meters van de weg af hebben we
kamp gemaakt. Het grondzeil uitgespreid en daar de slaapzakken op. Zo konden we gaan
slapen.
Midden in de nacht schrokken we wakker. Het gehuil van wat wij dachten een wolf galmden door de nacht. De volgende keer dat het klonk leek het wel van dichterbij te komen. Wat moesten we nu doen. Wegvluchten had geen zin. Die beesten lopen toch veel harder. Naar de fiets toe kon niet, daar was het te donker voor. Wat wij dus gedaan hebben is het eten dat we nog hadden ver weg gegooid en met de kop in de slaapzak verder proberen te slapen.
Het eerst volgende gehuil leek wel van ons voeten eind te komen. Bibberend van angst lag ik in mijn slaapzak. Ik dacht dat ik de wilde beesten om ons kamp hoorden schuifelen. Klaar om aan te vallen. Ik denk dat ik iets te vaak naar An American Weerwolf in London heb gekeken want er gebeurde niets. Ook het gehuil stopte.
De volgende ochtend bleek het slechts 5°C te zijn geweest. Maar ik had het nog nooit zo warm
gehad in mijn slaapzak.
Vijf jaar later. Weer bij de Grand Canyon. In die vijf jaar is bijna alles wat maar kon
veranderen in mijn leven veranderd. Een nieuwe vriendin. Van school af en aan het werk. Uit
huis gegaan en aan het samenwonen in Amsterdam. Zelfs mijn lange haren zijn eraf. En als je
dan weer bij de Canyon staat is daar helemaal niets veranderd. Nog steeds dezelfde rood-
bruine kleuren. Nog steeds is alles ontzettend groots en doet het heel onwerkelijk aan. Zo zie je
maar weer dat tijd echt relatief is. Voor mij is er in deze periode van alles gebeurt maar de
Grand Canyon ligt er nog steeds rustig bij. Hij is niet van kleur veranderd en ook niet een paar
honderd kilometer verschoven. Hij ligt er nog en zal dat de komende jaren blijven doen. Als ik
het eeuwige leven had en hier over een paar duizend jaar terug zou komen dan zal er wel iets
anders zijn.
De vorige vakantie kwamen we vanuit het zuiden naar de Grand Canyon. Deze keer vanuit het
noorden. Alleen de laatste 50 kilometer zijn hetzelfde. Er loopt namenlijk maar èèn weg naar
de ingang van het park. De vorige keer regende het ontzettend hard op dat stuk en waren er
kraampjes van indianen aan de kant van de weg. Nu was het droog en was er geen indiaan te
zien. Waarschijnlijk is het toeristen seizoen nog niet begonnen. Op de camping was in ieder
geval ook nog plaats zat.
Nu was dit de tweede keer maar om een zonsondergang op deze plek mee te maken is een
unieke gebeurtenis. Zoveel kleuren er ontstaan door de zakkende zon. Het is net een levend
schilderij. Geen kleur mag langer dan twee seconden het zelfde zijn. Het moet blijven
veranderen anders wordt het uitgewist.
Nadat de zon verdwenen was ging iedereen voldaan en met een prijswinnaar in zijn fototoestel
weer verder. Wij gingen lekker eten koken bij de tent. Na jaren ervaring kunnen we redelijk
een potje koken. Hier in Amerika hebben ze lekkere pasta. Het zit in een pakje. Er zit smelt
kaas bij en gedroogde broccoli. Dat moet je alleen maar opwarmen en binnen tien minuten
hebben we een smakelijke maaltijd. Om het nog een eigen tintje te geven voegen we wat
cashchewnoten toe. Dan is het helemaal verrukkelijk en krijgen we gelijk de nodige
voedingsstoffen binnen.
Zo'n 70 kilometer voor de afslag naar de Grand Canyon kwamen we een leuk heuveltje tegen.
We reden op een brede weg waar de vluchtstrook als fietspad diende. De weg liep al een hele
tijd vlak en we begonnen ons al een beetje te vervelen. Opeens leek het alsof de weg ophield.
Dat we naar een afgrond aan het fietsen waren. Dat was natuurlijk niet zo maar de weg ging
wel steil naar beneden. De adrenaline begon gelijk door mijn aderen te pompen. Tijd voor
snelheidsrecords. Dus was de eerste vakantie met de tandem dus een echt record was er nog
niet om te breken. Maar we konden wel alvast een snelle tijd zetten. Ik gaf Marijcke opdracht
om zo plat mogelijk achter mij te gaan zitten. Gelukkig heeft ze geen remmen anders zou ze
die zeker gaan gebruiken. Ik ook plat op het stuur en daar gingen we. Omdat we zwaarder zijn
dan met een lossen fiets duurde het wat langer voordat we op gang kwamen. Toen dat
eenmaal gebeurt was leek het wel een diesel. Er was geen stoppen meer aan. Het ging sneller
en sneller. De wind zoefde langs mijn gezicht. Met enorme huilbuien tot gevolg. Ieder kuiltje
in de weg leek wel een greppel. Om de wat grotere kuilen te kunne ontwijken moest ik
honderd meter voor me kijken anders kon ik ze niet meer ontwijken zo hard gingen we.
Beneden aangekomen bleek dat we erg ons best hadden gedaan. Marijcke was nog nooit zo
hard op de fiets gegaan. Ik wel maar slecht een paar keer. De teller was blijven staan op 77.1
km/u.
Na het verlaten van de Grand Canyon gingen we verder richting Las Vegas. Het begon
ondertussen op te vallen dat er veel wind stond. En dat die wind altijd in onze richting stond.
Een klein stukje van de weg ging over de oude route 66. Deze weg die oorspronkelijk van
Chicago naar Los Angeles ging bestaan niet meer. Af en toe zijn er kleine stukjes bewaart
gebleven zoals hier tussen... en... Tussen de dorpjes in merk je er weinig van dat je op de
beroemde weg rijdt. Maar als je een dorpje in komt staat alles in het teken van de beroemde
weg. Veel slingers en vlaggen met dezelfde opdruk: route 66. Het moet een feest geweest zijn
om vroeger over deze weg te mogen rijden.
Voor het motel waar we deze nacht door gingen brengen werden we aangesproken door een
man in camouflage kleding. Voordat hij tegen ons begon te praten stopte hij net een handje
pinda's in zijn mond. Het gesprek dat hierop volgde was een erg smakelijke. Hij had er nog
nooit van gehoord dat je met een volle mond niet mag praten. Met als gevolg dat we steeds in
een kleverige bruine massa keken en dat het wel erg naar pindakaas begon te ruiken. De man
vertelde ons terwijl we voor een motel stonden dat als we gingen wild kamperen we een paar
honderd meter van de weg af moesten gaan staan zodat niemand ons kon zien. Dat deed hij
ook iedere avond. We moesten erg oppassen voor 'hillbillies'. Die waren erg gevaarlijk en gek.
Voor wilde dieren hoefden we niet op te passen want die waren er niet. Terwijl we onderweg
verschillende slangen zijn tegengekomen. Allemaal plat als een dubbeltje vermengt met het
asfalt, maar eens waren ze levend.
De volgende dag kwamen we twee Amerikanen tegen op de fiets. Ze kwamen uit Kentucky en
gingen naar Los Angeles. Ze hadden erg veel last van lekke banden. Een stuk of acht per dag
hadden ze er wel. Later zagen we waarom. Ze reden een stuk harden dan wij en droegen een
stoere zonnebril. Een zonnebril is wel goed tegen de zon maar het glas dat op de weg ligt zie je
niet meer glinsteren, zodat je er steeds doorheen rijdt. Je kan dus beter een petje met
zonneklep dragen zoals wij. Dat petje heeft ook nog voordelen als het regent. Het houdt je
gezicht droog zodat er geen regen via je nek in je regenjas loopt.
De wind waar we het al eerder over hebben gehad kwam op dit stuk weg van de zijkant. Hij
blies ons steeds van de weg. Gelukkig kwam hij van links zodat het niet gevaarlijk werd met
het verkeer op de weg. En er was een brede vluchtstrook waar we over konden slingeren. Aan
de kant van de weg zaten ontzettend veel grondeekhoorntjes. Pas als je er langs fietste en ze
als een torpedo weg rende zagen we ze pas. Hals over de kop vluchten ze hun holletjes in.
Ondanks al deze kleine diertjes waren hier geen roofvogels te bekennen. Hadden zeker ook
last van de harde wind.
Om in Las Vegas te komen moesten we langs de Hoover Dam (67 kb). Als we hadden geweten dat
het zo'n vervelend stuk fietsen was hadden we een paar mile omgereden. 'S ochtend ging het
nog goed. We hadden voor het eerst en voor het laatst wind mee. We vlogen over de weg. Het
eerste stuk hadden we een gemiddelde van 30 km/u.
Het landschap veranderde snel van woestijn naar heuvelachtig maanterrein. Enorme droge
bergen rezen op. Daar tussendoor liep de weg. Die ging op en neer. Om bij de Hoover Dam te
komen moesten we steil naar beneden over een belachelijk smalle weg. Twee auto's konden
net aan passeren. Aangezien het van beiden kant erg druk was met auto's konden ze ons niet
inhalen. In de vijf minuten dat de afdaling duurde hadden we al een redelijk gevolg achter ons.
De weg omhoog was een echte ramp. Omdat we niet zo snel kunnen klimmen in vergelijking
met een auto gingen ze ons nu wel proberen in te halen. Met alle afsnij gevolgen van dien.
Onze beschermengel moest overuren maken om ons heelhuids boven te krijgen. Dit zou ook
het begin zijn van het overlast van het andere verkeer.
Zonder een schrammetje zijn we toch nog in Las Vegas aangekomen. De stad van glitter & glamour. Van de enorme hotels met gokpaleizen. En van de Weddingchapels. Omdat we toch hier waren zijn we gelijk maar even getrouwd. Dat was zo gedaan. Even een trouwvergunning halen op het plaatselijke gemeente huis en een leuk kapelletje uitzoeken en vijf minuten later sta je getrouwd en al buiten.
Met het gokken hadden we minder geluk. In twee dagen tijd hebben we zeker voor $5 vergokt
en niets gewonnen. We zijn natuurlijk te gelukkig in de liefde.
Na al het vermaak van Las Vegas gingen we de eenzaamheid tegemoet. Death Valley. Echt
eenzaam wilde het maar niet worden. 230 kilometer lang werden we vergezeld door onze
vriend de wind. Meestal kwam hij ons van voren tegemoet. Soms van de zijkant. Op het laatst
konden we hem missen als kiespijn. Je wordt er ontzettend moe van om steeds maar
tegenwind in te trappen. Je schiet niks op en je wordt alleen maar moe. Hadden we de route
andersom gefietst dan waren we nu al klaar. Konden we nog een week in Phoenix
rondhangen.
Op de Death Valley hadden we ons goed voorbereid. Iedereen waarschuwde ons dat we veel
water mee moesten nemen omdat het ontzettend warm zou zijn. Al onze bidons zaten dan
ook goed gevuld. Als extra hadden we nog een paar flessen water in de tassen gedaan.
Onderweg naar Death Valley stopte er nog een auto om te vragen of we wel water bij ons
hadden. "Dat zit wel goed" zeiden wij.
Vanaf 3000 feet hoogte reden we geleidelijk Death Valley in. Het werd wel steeds warmer
maar nog steeds niet de bakoven die we hadden verwacht. Op de camping bij Furnace Creek
was het slecht 32 °C. Viel dat even tegen. Op een goeie zomerse dag in Nederland is het zelfs
warmer. Hier zitten we op de warmste plek op de aarde en is het 'slechts' 32°C. We kregen
van iemand te horen dat de oorzaak van dit vreemde weer bij El Nino lag. Dit is een warme
luchtstroom die om de vijf jaar het weer een beetje door de war gooit. In de hoger gelegen
gebieden, waar we ook nog doorheen moesten, zou het zelfs sneeuwen. Dat beloofde nog wat.
Om Death Valley weer uit te kunnen moesten we een pas over van ruim 1500 meter. Omdat
wij dachten dat het erg warm zou worden zijn we om half vijf opgestaan. De temperatuur is
echter nooit boven de 20°C uitgekomen. Tot aan Stone Pipe Well ging het fietsen goed. Hierna
begon de pas. We hadden er al 40 kilometer opzitten en we gingen lekker ontbijten. Vol goede
moed begonnen we aan de klim. Het was niet en klim zoals we die gewend zijn met veel
(haarspeld)bochten. De weg ging gewoon recht de berg op. Het leek ook wel of we geen meter
voorruit kwamen. Tot overmaat van ramp kwamen er ook nog 'dips' in de weg. Dat zijn dus
grote kuilen. Het vervelende hiervan is dat als je een kuil maakt in een stijgende weg het stukje
weg dat uit de kuil loopt dan extra steil is. Na een stuk of tien 'dips' sloeg er een dip in onze
benen. We kwamen niet meer voorruit. Steeds moesten we afstappen want het ging gewoon
niet meer. Ik heb de maker van deze weg tot in de eeuwigheid vervloekt.
Steeds probeerde we weer een stukje te fietsen, en na een paar honderd meter deden onze
benen ongelooflijk veel pijn dat we weer moesten stoppen. Op deze manier zijn we toch
boven gekomen. Daar was het 11°C. Alle onze kleren moesten aan voor de afdaling. Die was
belachelijk steil met wel veel bochten. De wind kwam ook steeds om een hoekje kijken. Met
een ongelooflijke kracht blies hij steeds uit een andere hoek zodat we alle kanten van de weg
op vlogen. Om alles nog een beetje onder controle te kunnen houden moest ik steeds hard
remmen zodat we niet te veel vaart zouden krijgen. Het gevolg van dit remmen was dat ik
ongelooflijke kramp in mijn vingers kreeg en dat de velgen erg warm werden. Zelfs in de
afdaling moesten we een paar keer stoppen. Het zat ons niet mee vandaag. Tijdens onze lunch,
het was ondertussen al 14.00 uur en we hadden er al 80 kilometer opzitten, begon het te
regenen. En we moesten nog een kilometer of 70. Een aantal uur hebben we tegen de wind
door de regen geploeterd. Een feest konden we dit niet echt noemen.
Tot onze schrik zagen we aan het einde van de dag een berg opdoemen. Van deze berg zagen
we lichtjes afkomen die ons later in de vorm van en auto tegemoet reden. We moesten dus
nog een berg over!! Dat gingen we nooit halen. Een plekje om te kamperen was er ook niet en
ook al was die er wel veel zin om de tent op te zetten hadden we niet meer. Na deze dag
wilden we alleen nog maar verwend worden.
Bij de eerste de beste auto die we tegenkwamen staken we onze duim op. Het internationale
teken van de lifter. Gelukkig stopten ze en was het ook nog een pick-up. De fiets paste er net
in. Wij moesten ook in het bakje zitten omdat er binnen geen plek meer was. Zo werden we de
berg overgereden naar een warm motel in Ridgecrest. Voor alle ellende die we deze dag al
hadden meegemaakt was dit een redelijke compensatie.
De weg door het Sequoia National Park hebben we rechts laten liggen. De kans bestond dat er
sneeuw zou liggen en we moesten erg veel klimmen. Voor de sneeuw hadden we niet genoeg
kleding mee en in het klimmen hadden we geen zin meer. De route die we nu namen ging
recht door de vallei. Dit bleek niet de gunstigste weg te zijn om te gaan fietsen. Erg veel
vrachtverkeer en geen vluchtstroken. En natuurlijk de wind. Laten we die niet vergeten deze
vakantie. Dagen lang balanceerde we op het randje van de weg. Doods angsten hebben we
uitgestaan als er weer eens een vrachtwagen rakelings passeerde. De chauffeurs zijn allemaal
kleine Mexicanen die amper boven het stuur uitkomen. De kans dat ze ons ooit gezien hebben
is erg klein.
Nadat we eindelijk van de grote weg afkonden ontstond er een ander probleem dat we ook al
in Griekenland hadden meegemaakt. Honden. Of beter gezegd loslopende bloeddorstige
honden. Net als je een beetje rustig aan het genieten was van de rust kwam er weer een
vervelend beest op ons aan gestormd. Moesten we weer even een sprintje trekken. Alleen met
een tandem kom je niet zo snel op gang als op een gewone fiets met als gevolg dat Marijcke
een paar dicht klappende kaken van dichtbij heeft kunnen bewonderen.
In de buurt van een boerderij zagen we een vrij grote hond op de weg lopen. "Die fietsen we er nooit uit" zei Marijcke waarna ze een geweldig idee kreeg. "Als we nu eens door de wijngaard gaan fietsen dan ziet hij ons nooit". Aangezien de wijngaard in dit geval een grote modderige kluit was leek me dat geen goed idee. Als we al vooruit zouden komen waren we een wel erg gemakkelijke prooi voor de hond. Het werd weer de oude truc die we in Griekenland geleerd hadden. Zo hard mogelijk aan komen rijden en hopen dat tegen de tijd dat de hond je gezien hebt je al een paar honderd meter ver weg bent.
Ook deze keer lukte het weer. Hopenlijk komen we nooit een hond tegen die de weg afspeurt
naar aan stormende fietsers. Dan zijn we redeloos verloren.
Bij de kust aangekomen werd het allemaal wat rustiger. Tot aan San Francisco hebben we de
Pacific Coast bike route gevolgd. Vlak voor San Francisco werden we aangehouden door een
politie agent. We reden al enkele meters op een highway wat niet mocht. Maar we moesten
wel want honderd meter verderop was de afslag die we moesten hebben om binnendoor naar
S.F. te kunnen fietsen. De agent zei dat we zo snel mogelijk van deze weg af moesten anders
kwamen we in de problemen wat dus inhield dat we de eerst volgende afslag moesten nemen.
Omdat we geen zin hadden om door S.F. te gaan fietsen hebben we eerst de fiets naar het vliegveld gebracht. Daar kon hij met veel moeite en gezeur worden opgeslagen. Met de taxi zijn we naar de stad gegaan.
De volgende dag zijn we op zoek gegaan naar een tatoeage shop om ons te laten versieren ter gelegenheid van ons huwelijk. Na veel heen en weer lopen vonden we er een die er betrouwbaar uit zag. Een uur later stonden we weer buiten met een tekening op ons lijf rijker.
De resterende tijd van ons verblijf hebben we doorgebracht met het bezoeken van de meest
bekende toeristische attractie. De Golden Gate bridge, Chinatown, het trammetje over de steile
heuvels en natuurlijk zijn we naar Godzilla gegaan die in première ging.