Dit is de eerste fietsvakantie die ik onderneem met Marijcke. We hebben even gezocht naar
een goede bestemming. We wilden ergens heen waar we beide nog niet geweest waren en
waar het mooi weer zou zijn. Na lang turen in de atlas werd het dus Griekenland. Om het nog
een beetje spannend te houden besloten we om ook gelijk maar een stuk door Turkije te
rijden. Zijn we daar ook gelijk geweest.
De vliegreis viel niet mee. We moesten overstappen in Rome maar doordat we vertraging
hadden met het opstijgen in Amsterdam misten we onze aansluiting. Dat was even schrikken.
Gelukkig ging er een uur later nog een vlucht naar Athene. In Athene aangekomen bleek onze
bagage daar al te staan. Dat zat dus wel in het andere vliegtuig. Snel de fietsen optuigen en op
pad. Het was ondertussen al 22.00 uur en donker.
Vlak buiten het vliegveld wachtte ons al een verassing. We werden wreed opgeschrikt uit onze
vakantie roes door woest geblaf. En daar bleef het net bij. Al snel verschenen de met
vlijmscherpe tanden gevulde kaken die bij het geblaf hoorden. We stuk of vijf wilde honden
kwamen als torpedo's op ons af. We moesten fietsen voor ons leven. Vooral Marijcke vond
haar leven erg veel waard. Ik heb haar nog nooit zo hard zien demarreren. In een paar tellen
was ze uit zicht mij alleen achterlatend met de bloeddorstige honden. Toch ook maar even uit
het zadel en sprinten. Zodra de honden merkten dat we niet meer in te halen waren hielden ze
op met de achtervolging. Ze hadden weer genoeg lol gehad door stomme fietsers achterna te
rennen. Marijcke dacht dat ze er in bleef. Paars aangelopen en een hartslag van boven de 200.
Even rustig aan doen.
We hadden weer geen hotel of een andere slaapplaats geregeld dus die moesten we nog even
zoeken. We kregen het idee dat hotels hier verboden waren want we zagen er niet een. Bij een
kruising waar we even om ons heen stonden te kijken kwam er een man naar ons toe. Hij was
van de disco aan de overkant van de straat. Hij vroeg of we wat wilde drinken. We bedankten
hem vriendelijk en vroegen gelijk of hij een hotel wist. Dat wist hij wel. We stonden er
namenlijk voor een. Dat is mij in het verleden al vaker gebeurd. De volgende keer dat ik geen
slaapplaats kan vinden ga ik gelijk naar het gebouw achter mij om te vragen of zij geen hotel
zijn.
Onze hotelkamer bleek aan de straatkant te zitten. In deze straat zat een ontzettend druk
kruispunt. Als we het raam open zetten werden we vergast op herrie en als we het raam dicht
deden werd het erg warm in de kamer want van airco hadden ze hier nog niet gehoord. We
hebben dan ook niet zo goed geslapen.
Het hotel bleek wel vlakbij het Acropolis te zijn. Het huidige Acropolis is in het begin de 5 e eeuw voor Christus gebouwd nadat het vorige in 480 v. Chr. Was verwoest door de Perzen.
In vijf minuten lopen waren we er, samen met nog een paar honderd toeristen. De Acropolis
heeft een grote magnetische werking op toeristen. Goedkoop is het anders niet. De entree is
2000 drg. per persoon. Dat is fl 15.00
En dat om een paar oude stenen te bekijken. Maar het is net als bij de Grand Canyon, je moet er geweest zijn.
De temperatuur was al aardig aan het stijgen. We begrepen nu waarom er zoveel stalletjes zijn
waar je drinken kan kopen. Als je bij een stalletje een flesje water koopt heb je dat al op en
weer dorst voordat je bij de volgende bent, zodat je daar een nieuwe kan kopen.
Bij het parlementsgebouw stonden de beroemde wachten met hun pantoffelschoenen. We
kwamen op een goed moment want ze werden net gewisseld. Dat ging zoals het hoort vrij
moeilijk. Het is niet even gewoon van plaats verwisselen, maar daar gaat een heel schouwspel
van stappen en draaien aan vooraf. Waarschijnlijk doen ze dat om de toeristen een beetje
bezig te houden, anders zijn die zo snel uitgekeken.
In twee dagen zijn we naar Delfi gefietst. Daar lag de volgende verzameling oude stenen. Op
weg naar Delfi moesten we nog een paar hindernissen nemen. Geen ernstige maar toch lastig.
Een hindernis was er een van geestelijke aard. We moesten een berg op. Dat is ondertussen
geen probleem meer maar het laatste stukje was onverhard. Het ging steil en er waren veel
wasborden en kuilen. Als je omhoog gaat ga je toch niet zo hard en dan kan je de meeste
obstakel wel ontwijken. Maar op de weg naar beneden lag ook geen asfalt. Dat viel erg tegen.
Normaal is het uitzicht boven op de berg en het naar beneden sjezen de beloning van het
omhoog klimmen. Maar in dit geval ging het laatste niet door. We moesten geconcentreerd de
berg af. Heel langzaam om alle kuilen en gaten te ontwijken. Op het laatst kreeg ik zelfs kramp
in mijn handen van het remmen. We gingen bijna net zo hard de berg af als we d'r op waren
geklommen. Een beetje frustrerend was dat wel. En ook de tijdwinst van een snelle afdaling
waren we kwijt.
Een andere hindernis waren wilde honden. Het is niet echt een hindernis waar je omheen moet
maar wel eentje waar je bijna een hartverlamming van krijgt en na een kwartiertje ook slappe
benen. Het is net of die beesten op je wachten. Dat ze gehoord hebben dat we er aan komen,
en dat ze dan denken van laten we die fietsers even goed te grazen nemen. Dat lukte ze vrij
goed. Als uit het niets kwamen ze luid blaffend uit het veld geraasd. "Oh nee, niet weer" kon
Marijcke nog zeggen voordat ze als een straaljager weg sprintte. Mijn eerste reactie op dit
sportieve geweld was dat ik moest lachen, maar daarna bedacht ik me dat de honden het nu op
mij gemunt hadden. Dus ook even flink op de pedalen gaan staan. Die beesten kunnen
ontzettend hard lopen. Volgens mij zitten ze aan de doping en ligt hun baasje blauw van het
lachen achter een bosje. Om ze van je af te schudden moet je zeker 40 km/u gaan, en met
bagage valt dat niet mee. Als je net de dood in zijn ogen hebt gekeken lukt dat nog wel maar
even verderop als je ze kwijt bent en weer vaart mindert voel je dat best in je benen. Je moet er
ook niet aan denken wat er gebeurd als je net op dat moment een lekke band of andere pech
krijgt. Ik zou ook niet graag als wandelaar door Griekenland trekken. In ieder geval niet zonder
een grote stok.
In Delfi hebben we natuurlijk het orakel bezocht of wat daar nog van over was. Gelukkig
hadden we een plattegrond waarop stond wat elke steenformatie vroeger was. Met heel veel
verbeeldingsvermogen kregen we een beetje een idee hoe het er hier vroeger moet hebben
uitgezien. Het mooiste was eigenlijk het uitzicht dat we hadden. De ruïnes zijn in 1600 v. Chr.
gebouwd tegen de zuidhelling van de Parnassus. Hierdoor kijken we erg mooi uit op de vallei.
We konden zelfs de zee zien. Al dit culturele gedoe is niet zo heel erg aan ons besteed. Geef
ons maar de zon, een fiets, mooie natuur en af en toe een bergje dan zijn we erg tevreden.
De volgende dag gingen we het bergje doen. Helaas was het niet mooi weer. Er stond een
enorme wind en de hemel zag grijs van de bewolking. Voor Marijcke was dit de eerste 'echte'
beklimming. We moesten ruim 1100 hoogtemeters overbruggen. Ze had er een hard hoofd in
want haar ervaring met bergen was niet zo positief. Bij het klimmen ging ze nog wel eens
lopen en in een afdaling heeft ze eens de fiets van haar vader tegen de vangrail geparkeerd.
(Voor de rest heeft ze een vlekkeloos fietsverleden).
We hebben het rustig aangedaan en na 20 kilometer trappen waren we boven zonder te lopen.
In de beschutting van een huisje hebben we broodjes gegeten. Anders zou het beleg van ons
brood zijn afgewaaid. Zeus deed goed zijn best om het ons moeilijk te maken.
Via Lamia en Karditsa zijn we terechtgekomen in Kastraki. Dit is voor veel mensen, ook voor
ons, het uitgangspunt voor een tripje naar de Meteora. Dit zijn Grieks orthodoxe kloosters die
in de 14 e eeuw zijn gebouwd op steile rotspieken. Hierdoor waren ze vroeger erg moeilijk
bereikbaar. Tegenwoordig niet meer. Er is een asfaltweg aangelegd die langs de meeste
kloosters gaat. Hierover worden busladingen toeristen aangevoerd naar de kloosters.
Wandelend vanaf de camping doen wij een rondje door de Meteora. Hoe dichter we bij de
rotsen komen hoe indrukwekkender het wordt. Honderden meters hoge, loodrechte rotspieken
en daarbovenop een klooster. Vanaf de weg snap je niet dat je daar bij kan komen. Sommige
van de kloosters zijn nog in gebruik. Voor een kleine vergoeding mag je ze bekijken. Het
eerste klooster dat we tegen komen is Roussanou, dat is een nonnenklooster. Net als in de
andere kloosters mogen vrouwen alleen naar binnen met een rok tot over de knieën en
mannen met een lange broek. Het was wel erg warm maar uit respect voor deze mensen die
hier wonen hebben we het wel gedaan.
De kloosters zijn erg somber ingericht. Ze zijn dan ook
voornamelijk bedoeld om te bidden. Als ik hier had gewoond had ik de hele dag uit het raam
zitten kijken. Het uitzicht is hier geweldig. Honderden meters hoog boven de vallei waar je
kilometers ver over uitkijkt. Een mooier plekje hadden ze niet kunnen bedenken om die
kloosters te bouwen.
Ook hier was het trouwens erg druk met toeristen. Ze gaan allemaal even snel een klooster in
en even op de foto en dan snel de bus weer in naar de volgende attractie. Ze genieten absoluut
niet, en nemen niet even de tijd om hier eens goed rond te kijken. Zo zie je wel een hoop maar
tegelijk ook niks.
"We hebben vandaag weer pizza gegeten. Hij smaakte erg goed. Langzaam aan kwam het
pleintje waar we zaten tot leven. Overal om ons heen kwamen de t.v.'s te voorschijn en werd
er voetbal aangezet. Hevig geïnteresseerd zat iedereen te kijken naar het WK voetbal van
vorig jaar".
Woensdag 26 juli. Vandaag zou het letterlijke hoogtepunt van deze vakantie worden. We
moesten de Katarapas (1690 m) over. Bij het plannen van de vakantie liet ik aan Marijcke
blijken dat ik erg graag over deze berg heen wilden fietsen. Ze was het daar niet mee eens en
begon te dreigen dat ze thuis zou blijven als die berg niet geschrapt werd uit de route. Ik heb
heel wat moeite moeten doen om haar ervan te overtuigen dat ze best die berg over zou
komen, en mocht het echt niet gaan konden we altijd nog liften. Niet geheel overtuigd stemde
ze toe, maar het zat haar niet lekker. Als ze toen had geweten wat we een paar jaar later
zouden gaan doen was ze waarschijnlijk hard weggelopen op zoek naar een vriend die niet van
fietsen in de bergen hield.
Omdat we niet precies wisten wat ons te wachten stond zijn we vroeg op pad gegaan. Om
halfnegen zaten we al op de fiets. De eerste tien kilometer was vrij vlak. Dat is wel lekker om
de spieren een beetje op te warmen. Hierna begon de pret. Klimmen, klimmen en nog eens
klimmen. Ieder in zijn eigen tempo. Ik ga iets harder dan Marijcke en af en toe wacht ik op
haar zodat we niet te ver uit elkaar rijden. Doordat er veel bomen stonden konden we niet al te
veel om ons heen kijken. We konden het wel maar er was niet veel te zien behalve de bomen.
De temperatuur was zeer aangenaam vandaag; zo'n 30 °C. Een lekkere temperatuur om een
bergje te beklimmen. Het ging dan ook vrij soepel. De weg ging geleidelijk omhoog. Als je dan
in een goed ritme zit kan je dat uren vol houden. Tenminste je wilt het graag uren vol houden,
maar na een tijdje voel je toch dat het iets minder gaat. Maar dan ruik je de top al en dat geeft
weer kracht. Zo kwamen we na 52 kilometer boven op de Katarapas. Dat hebben we uitbundig
gevierd met een vreugde dansje.
Die middag hebben we in Metsovo, op het dorpsplein, nog een feest meegemaakt. Er was een
grote groep mensen, in een sliert aan het dansen. Allen waren ze gehuld in kledendracht.
Voorop danste een man die sierlijke sprongen maakte en vrolijke kreten uitte. Na een paar
rondjes werd deze man afgelost van zijn taak door een andere man die dan zijn best mocht
doen. De muziek werd verzorgd door een groepje muzikanten. Ze speelden op violen en op
nog een paar ondefinieerbare instrumenten. Waarschijnlijk was het een religieus feest want in
het midden van het publiek zat een kerkelijk persoon.
De volgende dag heb ik een fout gemaakt die Marijcke me nooit meer vergeeft. We fietsten
eerst weer een stukje terug de Katarapas op, maar nu van de andere kant. Volgens de kaart
moesten we hier linksaf. Dus bij de eerst volgende grote weg zijn we linksaf gegaan. Er
stonden geen bordjes, maar de vorige dag had ik geen andere wegen gezien die deze kant op
gingen. Het moest wel goed zijn. Genietend van de rust reden we verder. Na een tijdje hield
het asfalt op en ging de weg verder als grindweg. Geen ramp, dat hadden we al eerder
meegemaakt. Na een paar kilometer kwam het asfalt plotseling weer terug. Gelukkig maar
want na een paar honderd meter werden we weer aangevallen door een paar bloeddorstige
bekken met tanden op vier poten. Het wordt ondertussen erg vervelend al die tussensprintjes
om die alles verslindende monsters voor te blijven. Vooral Marijcke vindt het verschrikkelijk.
Ze fietst voor haar leven. Het is niet alleen eng dat ze in je been bijten maar ook bestaat de
kans dat ze tussen je spaken komen, en dat je dan slag over de kop gaat en vermalen wordt tot
hondenbrokken. Het is dus een kwestie van zo hard mogelijk gaan om ze voor te blijven. Wat
ook erg belangrijk is om als je gaat schakelen het goed te doen. Marijcke schakelde i.p.v. naar
een grotere versnelling naar een kleinere. Ze wipte bijna uit d'r zadel met een hevig gevloek als
gevolg. Snel schakelde ze weer naar een grotere versnelling om maar niet ten prooi te vallen
aan deze hellehonden. Nadat ook deze honden gelost waren zijn we even bij een meertje
gestopt. Er kwamen tranen in Marijcke d'r ogen van frustratie. Dit was niet leuk meer. Tot
overmaat van ramp zag ik dat het meertje links van de weg had moeten zijn en niet aan de
rechterkant waar het nu lag. Waren we ook nog eens de verkeerde weg in gegaan en konden
we terug. Terug langs die honden. Toen ik dit aan Marijcke vertelde barstte ze in tranen uit. "Ik
ga niet meer langs die honden" brulde ze. "We zullen wel moeten" zei ik. "Ik weet niet waar
deze weg heen gaat want die staat niet op de kaart en als we verdwalen zijn we verder van
huis". Ik had ondertussen een plan bedacht. We wisten ongeveer waar de honden zaten dus
als we nou een stukje voor die plek al vaart gingen maken dan vlogen we ze zo voorbij. En
voordat ze het in de gaten hadden zouden wij al uit het zicht zijn. Marijcke was het hier niet
mee eens en bleef gewoon staan. Ik moest hard zijn en ben gewoon gaan fietsen. Ik kreeg een
flink aantal vloeken over mee heen maar we gingen toch terug.
Een stukje voor de plek waar de honden ons net te grazen wilden nemen gingen we als een
gek fietsen. Waarschijnlijk zijn we nog nooit zo hard gegaan, op een vlakke weg en met
bagage. Alle inspanning en angst bleek voor niets. Er was geen hond meer te bekennen.
Waarschijnlijk hadden ze iets anders gezien om als een dolle op te jagen. Des te beter voor
ons.
Doordat we geen lange vakantie konden krijgen moesten we een paar stukjes van de route met de trein afleggen. Anders werden de dag afstanden te lang en dan ga je alleen maar jagen om zoveel mogelijk kilometers per dag te rijden.
Van Metsovo zijn we via Siatista naar Veria gereden. Het plan was om hier op de trein te
stappen. Er was alleen één probleem; het station was onvindbaar. We hebben nog aan een
paar mensen gevraagd maar met hun aanwijzingen konden we het ook niet vinden.
We hadden de moed al bijna opgegeven dat we het station ooit nog zouden vinden toen we
opeens over spoorrails reden. En waar rails is moeten treinen rijden en waar treinen rijden
moeten station zijn anders kan er niemand fatsoenlijk instappen. Dus wij midden op het spoor
gaan staan en naar links en naar rechts gekeken. Links leek heel in de verte wel iets van een
gebouwtje aan het spoor te staan. Dat moest het station zijn. Via allerlei achteraf weggetjes
zijn we er toch gekomen. We dachten dat we op een fabrieksterrein waren aangekomen maar
er stonden nog meer mensen te wachten. Er was zelf nog een loket waar we een kaartje
konden kopen. De fietsen mochten ook mee. Alleen probeerde de kaartjesverkoper ons iets te
vertellen waar we niets van begrepen. Als het maar niet zo was dat de fietsen achterna
gestuurd werden. Nadat de kaartjesverkoper genoeg had van zijn mime spel waar wij niets van
begrepen haalden hij er collega bij. Deze sprak een beetje Engels. Konden we eindelijk
communiceren. Hij vertelde dat de eerst volgende trein geen ruimte had om fietsen mee te
nemen, maar de trein die daarna kwam wel. Dus die moesten we nemen.
Verder waren er geen problemen. De eerste trein hebben voorbij laten gaan en de volgende
zijn we ingestapt en hebben we ons rustig laten rijden naar Thessaloniki.
Onze overnachtingen vonden plaats in de jeugdherberg. Er waren kleine zaaltjes met drie of
vier stapelbedden. Er werd gemengd geslapen. Nu is het altijd al onwennig om met vreemde
mensen op een kamer te moeten slapen, maar het is helemaal vervelend als de bedden
ontzettend kraken. Als iemand zich omdraaide leek het wel of er een oude eik doormidden
brak. De volgende dag waren we niet echt uitgerust. De fietsen lieten we bij de jeugdherberg
staan en lopend zijn we alle oude schatten van Thessaloniki gaan bekijken. In onze reisgids
stond een route langs vele bezienswaardigheden die we hebben gevolgd.
De dag eindigde op de boulevard langs de zee. Aan het einde van de boulevard staat de Witte
Toren. Dit is het enige overblijfsel van de muur die ooit om de stad heeft gelegen. Hij werd
ook wel de "bloedige toren" genoemd omdat de Turken er de executies voltrokken.
Langs de kust zijn we verder gefietst richting Turkije. Eerst een stuk door een erg vies industriegebied maar later werd het rustiger en mooier.
Bij de grens konden we goed merken dat de Grieken en de Turken geen vrienden van elkaar
zijn. Er stond een lange rij auto's voor de grens en er waren veel militairen. Een van hun
gebaarde ons dat we in een hokje moesten om daar een stempel te halen. In het hokje zaten
mensen te wachten, waarschijnlijk op de benodigde papieren om de grens over te mogen. Al
snel riep een mannetje achter een balie ons. Wij vertelden hem dat we op de fiets waren en dat
we de grens naar Turkije over wilden. Dat was geen enkel probleem. We konden zo weer
verder, zonder stempel. Aan de Turkse kant konden we ook zo door rijden. Waarschijnlijk
verwachten ze niet dat fietsers bommen en granaten bij zich hebben.
De nu te volgen weg was erg saai. Er was maar één weg en al het verkeer ging daar dan ook over. Tot overmaat van ramp moesten we dit stuk asfalt volgen tot aan Istanbul.
Het wegdek was erg slecht, er was veel verkeer (waar het opeens vandaan kwam is een
raadsel) en er lagen venijnige heuvels op de route. Iedereen reed als bezetenen en probeerde
overal in te halen. Fietsers op de weg vonden ze waarschijnlijk maar niets want er werd flink
op los getoeterd.
Onze eerste nacht in Turkije hebben we doorgebracht op een camping. Dat wil zeggen iemand
die langs de kant van de weg woonde had nog een stukje gras leeg staan en dacht laat ik hier
een camping van maken. Hij heeft toen een bordje bij de weg gezet met een pijl en het woord
camping eronder en dat was het. We konden wel douchen maar dan moest de vrouw des
huizes wel eerst even de was ophangen. In de douche hok stond ook de wasmachine.
Voor het communicatiegemak was er een vriend van de campingbaas op bezoek die in
Duitsland woonde en ook goed Duits sprak. Hij kon even als tolk spelen. Nadat we antwoord
hadden gegeven op de bekende vragen wilden we weten of er een restaurant in de buurt was.
Die was er wel, de campingbaas was ook tegelijk kok. Hij heeft ons die avond een heerlijke
vegetarische schotel voorgezet voor nog geen 400.000 dns. (bijna fl 16.00). Het slapen op het
grasveldje koste zelfs nog meer. Daar waren we 700.000 dns voor kwijt.
Omdat we niet op het eind van de vakantie nog plat wilden worden gereden gingen we het
laatste stukje naar Istanbul ook met de trein. Dan konden we een dag langer daar rondlopen en
waren we in ieder geval veilig voor de verdwaasde vrachtwagens.
In Muratli hebben we kaartjes voor de trein gekocht. De fiets mocht zonder bij te betalen ook
mee. In de trein bleek dat de kaartjescontroleur het daar niet mee eens was. We moesten
alsnog betalen voor het meenemen van de fiets. We kregen wel een bonnetje met het bedrag
maar volgens mij was het gewoon een yahtzee papiertje. We hebben wel betaald, omdat we
geen zin hadden om te trein te worden uitgegooid en alsnog naar Istanbul te fietsen over de
dodenweg.
Tegen de tijd dat we in Istanbul aankwamen was het al donker en we moesten nog een
slaapplaatsje vinden. Net buiten het station werden we al aangesproken door een vreemde
man. Hij sprak redelijk Engels. Hij vroeg of we een hotel zochten wat het geval was. Hij wist
wel een goedkoop adresje. Een neef van hem had een paar straten verderop een hotel dat erg
goedkoop en schoon was. Normaal gesproken waren we niet op de man zijn aanbod ingegaan
maar omdat het al zo laat en donker was zijn we toch met hem meegegaan. Het bleek
inderdaad een redelijk goed en goedkoop hotel te zijn. De man had ook nog een neef met een
goed restaurant. Later zouden we daar heen gaan beloofde we de man. We wilden eerst een
douche nemen om alle dieseldampen en stof van ons af te spoelen.
Wat voorheen Constantinopel heette is sinds 1923 Istanbul. Constantinopel was genoemd
naar Constantijn de Grote die de stad in de 4 e eeuw liet bouwen. De stad is gespleten door de
Bosporus waar sinds 1973 een brug over ligt.
De volgende dag zijn we Istanbul in gedoken om nog wat oude cultuur op te snuiven. Als je verkouden bent mis je de helft van de sfeer. Overal ruik je kruiden en specerijen. Op honderd meter afstand ruik je dat er een winkeltje aankomt waar ze thee verkopen.
Op de Egyptische bazaar verkopen ze de meest vreemde dingen. Kleine hondje, vogeltjes, plantjes en ook bloedzuigers. Misschien zijn die erg lekker door de sla.
Op onze ontdekkingstocht door de stad kwamen per puur toeval in de Grand Bazaar terecht. Dit is een geheel overdekt stelsel van kleine gangetjes met zeer veel kleine winkeltjes, meer dan 3000. Dat er mensen zijn die hier de weg weten is ongelooflijk want het is een groot doolhof. De meeste winkeltjes verkopen zilver, leer, goud en andere kitscherige dingen.
Verder hebben we nog een moskee bezocht. De schoenen moesten uit en we kregen een kleed wat we om ons middel moesten slaan.
Op de laatste dag van onze vakantie hebben we een boottripje gemaakt over de Bosporus.
Omdat ons vliegtuig om 7.30 uur vertrok en wij een flink stuk van het vliegveld af zaten hadden we een goed idee om niet te laat te komen voor de vlucht. We bleven tot een uur of twaalf 's nacht in het hotel. We hebben afgerekend en zijn naar het vliegveld gaan fietsen. De wegen waren goed verlicht en er was weinig verkeer wat we ook gehoopt hadden. Het idee om hier in de ochtendspits te gaan rijden leek ons niet echt aantrekkelijk. Het vliegveld was goed aangegeven en na 20 kilometer waren we er al. Nu kon het wachten beginnen. Veel rondjes lopen en om de beurt een beetje proberen te slapen. Om zes uur zijn we bij de balie van onze vliegmaatschappij gaan staan. Het duurde nog een half uur voordat daar iemand verscheen. We werden al een beetje onrustig omdat het inchecken met fietsen meestal wat langer duurt dan gewoon inchecken. De fietsen hadden al op veel plekken gebracht maar deze mevrouw ging het ons erg moeilijk maken om ze weer mee naar huis te nemen.
"Zijn dat jullie fietsen?", zei ze wijzend naar onze fietsen.
"Ja. Daar halen we de trappers vanaf en zetten het stuur scheef en dan kan hij het vliegtuig in".
"Die fietsen moeten ingepakt worden".
"Als jullie een doos voor ons hebben pakken wij ze wel in".
"Nee, we hebben hier geen dozen. Die hadden jullie zelf mee moeten nemen".
"Maar we zijn vanuit Athene naar Istanbul komen fietsen".
"Hoe hadden jullie toen de fiets dan mee".
"In een doos natuurlijk".
"Waar is die doos nu dan".
"Waarschijnlijk bij het oud papier in Athene. Het meenemen gaat een beetje lastig op de fiets".
De vrouw snapte er niets meer van en moest er even iemand anders bij roepen. Die had natuurlijk niet al te veel haast. Vervolgens moesten we weer het hele verhaal uitleggen, waarna hij weer van het toneel verdween. Even later kwam hij terug met het een geweldig idee.
"Als jullie nou de trappers er af halen en het stuur scheef zetten dan mogen de fietsen mee het vliegtuig in". "Yahoo" riepen wij. Deze man verdient de Nobelprijs voor problemen oplossen.
We hadden ondertussen nog maar 20 minuten voordat ons vliegtuig vertrok en er stond een
enorme rij voor de douane. Heel stiekem zijn we gaan dringen om niet ons vliegtuig te missen.
We zaten nog maar net of de deuren gingen dicht. We gingen weer naar huis.